Woestijnmeisje

Ze waren uit het niets opgedoken leek het, de drie jongens die midden op de weg stonden. Het landschap leek platter dan het was, en ze moesten achter één van de lage zandheuvels vandaan zijn gekomen. Tieners waren het en ze liepen lachend op ons af. We raakten aan de praat, de oudste sprak goed Engels. Hij vertelde dat ze met hun familie iets verderop waren en vroeg of ze niet even op onze brommers mochten rijden. Twee reden weg, de heuvel over. Hun lacherige kwajongens-manieren brachten ons in verwarring, ze zouden toch niet..... Maar na een tijdje kwamen ze weer terug, luid joelend. Ze namen ons mee naar hun familie, we waren blij met het vooruitzicht alvast een plek te vinden waar we misschien konden overnachten.
Al een paar dagen reden we over een lijnrechte asfaltweg door de hitte in Mauretanië. Soms had de wind zoveel zand de weg opgeblazen dat we moesten zoeken. Heuvel over en daar was de gladde weg weer. Soms was er een tijdlang niets dat op menselijke aanwezigheid duidde. Precies op tijd verscheen er dan meestal een klein opvallend hoekig blokje aan de horizon. Een stenen huisje met een golfplaten dak. Een winkeltje, waar we meestal stopten voor een fles Fanta en een sigaret. Achter de hoge toonbank steevast een hoge houten stellage, die als een enorme letterbak uitpuilde van de waar. Te veel om op te noemen en toch eigenlijk niks te koop.

Meestal stonden er in de buurt van zo´n winkel wel wat andere stenen gebouwen. De rest van het dorp bestond dan uit verspreid staande tenten. De leegheid van de omgeving was wennen na het levendige en groene Senegal. Het was alsof mijn blik moest leren de nuances van het landschap te zien. Zand is in de Sahara niet altijd geel goud gekleurd. Op sommige plekken overheerst een koele grijstint en bestaat het landschap meer uit stenen en rotsen. Soms dook er ineens een dromedaris op. Of scheurde er een mercedes voorbij.
We waren al een tijd niet gestopt toen we die jongens ontmoetten. Stoppen zonder schaduw was geen prettige ervaring dus reden we maar door en zorgden zo voor verkoelende wind. Nog steeds lachend brachten de drie ons naar een grote open tent. Het tentdoek was licht van kleur en leek daardoor op de gaan in het landschap. Op de grond lagen gekleurde kleden en kussens. Naast de grote tent stond nog een kleinere. Wat me gelijk opviel was dat er geen auto stond. Onder het tentdak zaten drie vrouwen, hun moeder en twee zussen. Er lag een baby op de grond te slapen. Heel klein en fragiel in de grote ruimte. De oudste dochter had onlangs een kindje gekregen. Ze woonden meestal in de stad, maar waren nu een tijdje hier. De jongens gingen gelijk thee zetten. We zaten op de kussens en probeerden in gebrekkig Engels wat te praten. De meisjes vroegen mij van alles, wilden mijn spullen zien. De oudste kwam vlak naast me zitten met een stapeltje foto´s. Ze liet trots plaatjes zien van de stad, van zichzelf in feestkleding. Toen werd de baby wakker en aan mij gegeven. Het was een meisje zei ze. Ze had geen pinknagels. Ik voelde me onhandig naast deze jonge natuurlijke moeder, weinig vrouwelijk.
Na het theeritueel ging ik met de oudste dochter melk halen bij een andere familie. Ze had me een gewaad van haar geleend. Een soort hele lange dunne doek, die ze heel handig om me heen wikkelde als een lange jurk met sluier. Hij was paars, ze had de stof uit een enorme koffer getoverd. Die van haar was blauw. Zij was prachtig en ik voelde me blij en verlegen. We liepen langs de weg, er werd getoeterd door een voorbijrijdende auto. Ze lachte uitbundig. Bij een andere tent waren drie jonge vrouwen rijst aan het eten. We aten wat en gingen met de verse geitemelk weer terug. Toen we weer langs de weg liepen wees ze naar mijn borsten en zei dat ik mooi was. Ik had me nog nooit zo vrouw gevoeld. Ze lachte weer en liep voor me uit. Haar gewaad wapperde in de wind.
s´Avonds aten we schaap en gooiden houtjes in een ton met vuur. De volgende morgen plaagden de jongens ons nog één keer door net iets te lang op onze brommers te verdwijnen. Maar we gingen, op naar de stad waar zij vandaan kwamen. De paarse doek mocht ik meenemen. Ik weet niet meer wat ik haar heb gegeven, ik hoop iets leuks.