Otter was een poes van ons. Maar hij was geen echte poes. Een beetje een scharminkel als poes. Hij hield van Rembo, zijn halfbroer, en van mensen. Hij hield van mij. Hij liet zich in een draagdoek doen, hij was een oefenbaby. Zijn halfbroer ging dood, hij ging uit logeren en hij kwam weer terug. Ik zag hem nooit uithalen of blazen naar een mens. Je kon met hem op sleeptouw. Nu is hij een vlieger, een draak. Een chinees jongetje speelt met hem. Hij is niet eng, hij is nog steeds blijmoedig en meegaand. Geen scharminkel meer.