Hoofdstuk 8
Elvira
De brief van Piet kwam al een paar dagen later. Het was een lange brief. Hij vertelde dat hij alweer vier jaar in Den Haag woonde, vlakbij zijn jongste dochter. Zij had dit appartement voor hem gevonden, een paar straten van haar eigen huis, waar ze met haar man en twee dochters woonde. In het begin had hij het overdreven gevonden, hij had geen toezicht of pottenkijkers nodig. Nu vond hij het om eerlijk te zijn best erg gezellig. Zijn kleindochters kwamen regelmatig op bezoek uit school, en ook zijn kleinzoon, van zijn andere dochter, kwam wel eens koffie drinken. Die woonden iets verder, maar op de fiets was het een kwartiertje, dus prima te doen voor Piet. Op zondag ging hij vaak bij één van hen eten, of ze kwamen bij hem. Piet schreef dat hij het zo bijzonder vond dat iedereen het zo druk leek te hebben tegenwoordig, maar dat zijn contact met de gezinnen van zijn twee dochters gelukkig heel soepel liep. Hij had nooit het gevoel een last te zijn, maar juist dat hij deel uitmaakte van hun dagelijks leven. De man van zijn jongste dochter was een vriendelijke man, vertelde hij, soms misschien wat te degelijk en serieus maar wel een goeie, zeg maar. Hij was ook erg gastvrij en ontving Piet altijd zeer vriendelijk. De vader van Rolf was toen hij vrij jong was overleden, en zijn moeder overleed een jaar geleden. Rolf had altijd een groot gezin gewild, dus hij vond het oprecht fijn als Piet er was. Hun meiden Florence en Natasha waren inmiddels tieners en namen graag vrienden mee naar huis, het was er soms gezellig druk. Ook bij zijn andere dochter Suzanne vond hij het altijd leuk. Zijn kleinzoon was achttien en net begonnen aan een studie werktuigbouwkunde in Delft. Hij woonde samen met zijn moeder, zijn vader was al jaren niet meer in beeld. Suzanne kon heerlijk koken dus hij at er graag. Piet vond het leuk om met zijn kleinzoon te discussiëren, het was een slimme jongen, schreef Piet, en hij deed hem aan hemzelf denken op die leeftijd.
Door dit alles voelde hij zich niet eenzaam en miste hij zijn vrouw Margreet wat minder.
Hij vroeg hoe het met haar ging en met haar familie, haar zonen en kleinkinderen. Of ze fijn woonde op haar woonboot. En hij vertelde over een prachtig boek dat hij onlangs had gelezen en wat hij haar aanraadde. Altijd even belezen, Piet.
Hij vond het heel leuk de jongens in Den Haag te ontvangen, en zij was ook zeker welkom, hij had warme herinneringen aan haar, schreef hij zelfs. Hij had zijn mobiele telefoonnummer en zijn mailadres onderaan de brief gezet, die geschreven was met zwarte inkt in het herkenbare keurige handschrift van Piet. Echt het handschrift van een leraar. En nog steeds heel vast.
Elvira was blij met de brief. Natuurlijk was ze geflatteerd door zijn opmerking, maar het verraste haar ook. Piet was een fijne collega geweest en ze hadden altijd leuke en geanimeerde gesprekken gehad over van alles, vooral over kunst en muziek. Ze had echter nooit de indruk gehad dat het meer was dan dat. Piet was een gereserveerde man die niet zoveel persoonlijke dingen losliet, tenzij je er naar vroeg. Gedeeltelijk was dat verlegenheid, dacht Elvira, maar ook opvoeding. Hij was eerder keurig en beleefd dan echt warm in het contact, bedacht Elvira zich. Maar goed, ze was ook een collega geweest, en ze zagen elkaar niet buiten het werk om. Kennelijk had ze hem toch niet helemaal goed ingeschat, want de uitdrukking ‘warme gevoelens’ sloot helemaal niet aan bij haar beeld. Dat is wel het bijzondere aan geschreven tekst, bedacht ze zich. Je bent een beetje een ander als je schrijft.
Elvira was des te blijer met de brief, omdat ze nu Storm kon vragen te komen en ze hem dan kon uithoren over de sleutel. Ze hoefde nog niet gelijk te beslissen of ze mee zou gaan naar Den Haag, dat zou ze later wel met Storm bespreken. Ze stuurde Storm gelijk een berichtje. Maar er kwam geen reactie, wat gek was, want anders reageerde hij steevast binnen een halve minuut, als hij niet op school in de les zat. Ook ’s avonds liet hij niets van zich horen. Zo gek vond Elvira dat ook weer niet, ze besefte zich dat zij in het leven van Storm natuurlijk bijzaak was. Hij zou vanzelf wel weer contact opnemen. Ze moest het nu maar loslaten. Dat was niet zo makkelijk, ze was iemand die als ze iets in haar hoofd had, dat ook snel geregeld wilde hebben. Ze was van nature niet zo geduldig. Dat had ze gemerkt toen haar zoons nog klein waren. Yves had altijd meer geduld om hen dingen zelf te laten doen. Elvira kon het gedrentel nooit aanzien en bleef ritsen dichtdoen en schoenen uittrekken. Het was haar eigen ongeduld meer dan hulpvaardigheid, dacht ze. Elvira kon zichzelf soms erg kritisch bezien. Ze vond bijvoorbeeld ook dat ze slecht kon luisteren. Of in ieder geval was ze daar altijd bang voor. Dat ze iets gemist had, iets niet gevraagd, niet goed gehoord, zich niet goed had ingeleefd, niet genoeg empathie had getoond, et cetera. “Altijd maar dat eeuwige begrip! Als een koortsachtige en dus ongeduldige zoektocht naar het juiste handelen, maar dan vooral ter bevrediging van mijn gevoel van eigenwaarde. Oh Ego, laat me toch met rust!” Om afleiding te vinden pakte ze wat kookboeken en verzon een lekkere lunch voor Frits.
Manon (de moeder van Storm)
Ze was alleen uit haar werk gekomen. Haar vriend Peter had nog werk en was op kantoor gebleven. Dit gebeurde niet vaak, meestal kwamen ze samen thuis. Ze werkte nu bijna een jaar bij Kranenborg. Het was haar eerste echte baan als makelaar en gelijk bij een groot kantoor. Ze was trots geweest toen ze werd aangenomen. Ze had het ook gelijk naar haar zin gehad. Ze werd serieus genomen en gewaardeerd. Peter was een van de oudgedienden en had haar graag wegwijs gemaakt. Ze hadden elkaar net via een datingsite ontmoet en hij had haar gewezen op de vacature. In het begin hield hij het idee van een vaste relatie een beetje af en vond zij dat ook wel prettig, na de scheiding met François. Maar vrij snel werden ze toch serieus en werd Peter romantischer en aanhankelijker. Inmiddels waren ze een jaar samen en woonde Peter bij haar in het huis waar ze eerst jaren met François had gewoond. In een flits vroeg ze zich ineens af of ze zich zorgen moest maken. Was hij op haar uitgekeken? Het was voor het eerst sinds ze samenwoonden dat hij later thuiskwam. “Ik moet echt even doorwerken, ik zie je later thuis wel,” had hij nonchalant gezegd toen ze eind van de dag bij hem kwam, in de veronderstelling dat ze samen zouden vertrekken. Ze had niet om meer uitleg willen vragen. “Doe niet zo raar”, vermaande ze zichzelf nu. Zij vond het toch ook prima, even een avond alleen. Maar ze voelde dat ze niet gelijk waren. Ze voelde zich afhankelijker van hem dan hij van haar. Ze vond haar eigen afhankelijkheid heel storend, slap. Ze was onhandig in het uiten ervan. Wat geforceerd maakte ze voor zichzelf een gezonde maaltijd, een curry met linzen. Ze zette vrolijke muziek op tijdens het koken. Vanachter haar kookeiland keek ze naar de zithoek waar ze kaarsen had aangestoken, op de salontafel een lage kandelaar met vijf armen van zilver en in de vensterbank vijf grote stompkaarsen in pasteltinten. Er was verder niemand thuis. Storm zal wel bij zijn vader zijn, dacht ze. Haar oudste zoon Adriaan had nog wel een kamer in huis, maar kwam zeer sporadisch, meestal als zijn geld op was. Manon ging met haar bord in de hoek op de bank zitten, haar benen gestrekt voor zich uit, dekentje erover, bord op schoot, filmpje erbij. Ze deed iets teveel haar best het naar haar zin te hebben, maar ze was best tevreden, want het werkte wel. Ze kwam los, van Peter, maar ook van Storm en Adriaan, en zelfs van haar ex-man François. Ze had hem erg veel verdriet gedaan, begreep ze nu. Maar het was te laat geweest. Het was heel banaal geworden allemaal, en dat nam ze hem kwalijk. Ze had zich niet gezien gevoeld, al een tijd, al kon ze niet precies aangeven hoe lang. François leek onverschillig of maakte vooral hele flauwe grapjes. Ze leken elkaar niet meer te vinden, er ontbrak een gevoel van saamhorigheid. Manon deed ook niet meer zo haar best, moest ze toegeven. Toen ze na een zoveelste heftige ruzie aangaf dat ze zo niet verder wilde, en ze misschien samen in therapie konden gaan, was François boos geworden en had zijn spullen gepakt. Hij was erg beledigd en reageerde hard. Hij trok in bij een neef van hem, die een groot appartement had in Amersfoort en daar alleen woonde met zijn kat. De neef was blij met het gezelschap. Het gaf François de mogelijkheid zich af te sluiten en in zijn trots te blijven hangen. Weken gingen voorbij, waarin hij verlamd leek. Manon had ergens verwacht dat hij iets zou doen, haar een brief zou schrijven bijvoorbeeld. Ze wist niet hoe ze daarop zou reageren en of het iets zou uitmaken, maar ze sloot ook niets uit. François reageerde eerst helemaal niet. Pas drie maanden later, toen ze haar eerste stappen met Peter had gezet en erg verliefd was geworden, vroeg hij of ze eens samen konden eten en kwam er een heel kwetsbaar verhaal. Manon was best ondersteboven geweest, ze hield van François. Maar ze vond ook dat het weer voornamelijk over hem leek te gaan. Hij zwolg een beetje in zijn eigen verdriet. Ze was inmiddels in de ban van het enthousiaste initiatiefrijke gedrag van Peter, die duidelijk zijn best deed haar te imponeren. Toen ze daar over probeerde te praten met François, werd hij vrij snel weer boos en gingen ze alsnog bijna met ruzie uit elkaar na het eten.
Nu woonde François weer in Zwolle, in een appartement aan de Luttenbergstraat, in die nieuwe wijk waar vroeger het ziekenhuis stond. Hun contact verliep beleefd vriendelijk en ging voornamelijk over Storm en Adriaan, en over geld. François had het altijd goed kunnen vinden met de ouders van Manon, dus bleef François daar af en toe op bezoek gaan. Soms met Storm, soms alleen. Het was een vriendelijk stel, in een huis vol brocante spulletjes. Echte francofielen, ze hielden van het Franse platteland, en van Franse muziek. Ze hadden het dus fantastisch gevonden toen Manon met François thuis was gekomen. De vader van Manon had die avond gelijk Jean Ferrat opgezet! Ze hadden zich tijdens de scheiding afzijdig gehouden en dat had François gewaardeerd.
Manon had de moeder van François een brief geschreven en ze had een keurig antwoord gekregen, ze had nooit veel contact met haar gehad, buiten de twee jaarlijkse bezoekjes om, met Kerst en in de zomervakantie meestal. Het was een vriendelijke, maar wat stijve vrouw, die Manon altijd het gevoel had gegeven dat ze het toch wel jammer vond dat haar enige zoon door haar zo ver van haar af woonde. Daarbij leek mee te spelen dat ze Nederland niet zo’n interessant land vond. Natuurlijk, de Gouden Eeuw was mooi geweest, en ze hield van Rembrandt, van Vermeer, en ook van van Gogh. Ook een internationale ster als Jaap van Zweden kon ze natuurlijk wel waarderen en dat benoemde ze ook regelmatig. Maar als ze in Nederland op bezoek kwam, deed ze altijd wat afkeurend. Toen Manon een keer klaagde over de kinderopvang in Nederland, wees haar schoonmoeder haar op het feit dat dat in Frankrijk zo goed geregeld was, en dat zij dan ook op de jongens zou kunnen passen. Manon had François altijd een moederskindje gevonden. Hij had een jongere zus, een leuke vrouw, die haar moeder af en toe flink van repliek diende. Dat had Manon François nooit horen doen.
Toen haar telefoon ging verwachte ze natuurlijk niet dat het François zou zijn, maar Peter, om te zeggen dat hij naar huis kwam. Ze was dus een beetje teleurgesteld dat het François was. Toen François vroeg of ze wist waar Storm was, antwoordde ze lichtelijk geïrriteerd dat hij dat toch moest weten, het was zijn weekend en dus at Storm op vrijdagavond bij hem. Maandagmiddag kwam hij dan weer hier thuis vanuit school. François zei dat hij twijfelde of het wel zijn weekend was, met dat weekend dat ze geruild hadden ertussen. Dat maakte haar nog kribbiger en ze pakte haar agenda erbij. Hij had gelijk, Strom zou eigenlijk bij haar moeten zijn. Natuurlijk was ze pissig op zichzelf dat ze het niet wist, ze wuifde het weg met ”Ach, hij zal wel bij Lars zijn of bij die andere jongen, Pim? Ik zal hem een berichtje sturen. Dag François, fijn weekend.” En toen hing ze op. Vijf minuten later belde Peter, hij was onderweg naar huis. Van Storm nog geen bericht.
Later op de avond probeerde ze hem toch te bellen. Het was niet zijn gewoonte een avond helemaal niets te laten horen als zij hem vroeg even wat te laten horen. Maar ze kreeg hem niet aan de lijn. Sinds de scheiding gebeurde het soms dat Storm even pauze nam, zoals hij het zelf zei. Meestal ging hij dan een avondje naar Lars, of naar andere vrienden, waarvan sommigen al uit huis waren en in een studentenwoning een appartementje hadden of een kamer. De volgende ochtend had ze een berichtje van hem, hij was inderdaad bij Lars, ze gingen vandaag samen sporten, mountainbiken in het bos. En excuses dat hij het niet eerder had laten weten. Zijn telefoon was leeg. “Ok”, dacht ze nog, “dan ga ik een lekker ontbijtje maken voor Peter.” Toen hij gisteravond thuis was gekomen had ze niets aan hem gemerkt ofzo, maar toch voelde ze nog steeds een lichte onzekerheid. Hij had niet echt willen praten en ze had zich ingehouden en niet doorgevraagd over wat hij nu precies op kantoor nog moest doen, en met wie. Ze waren naar bed gegaan en hij was snel in slaap gevallen.