Hoofdstuk 4

 Elvira

Elvira stond eigenlijk altijd vroeg op, maar als ze op pad ging werd ze nog eerder wakker dan anders. Ze beschouwde zichzelf niet als een nerveus persoon, maar ze hield er wel van goed voorbereid ergens aan te beginnen. Een zoektocht werd uitgebreid voorbereid, zoals ze vroeger ook haar lessen graag goed voorbereidde, zodat ze niet voor teveel verrassingen kwam te staan in de klas. Ze had jaren met plezier Nederlands gegeven aan anderstalige volwassenen. De groep was soms zo divers, dat je maar beter goed beslagen ten ijs kon komen. Ze vond het belangrijk dat iedereen zo veel mogelijk leerde van haar lessen. Sommigen waren verplicht te komen naar de taallessen, anderen kwamen omdat ze dat zelf wilden, soms omdat ze verder wilden leren na de verplichte cursus. Ze hielp ze een certificaat te halen. Ze had geweigerd ook inburgeringscursussen te geven, waarbij over Nederland geleerd moest worden, ze vond dat haar vak de taal was, niet de zogenaamde en door de regering bepaalde ‘cultuur’. Dat was haar niet in dank afgenomen. Het was een beetje een jammer einde geweest van jaren leuk werk. Inmiddels was ze ook blij dat ze meer vrije tijd had. En dus meer tijd had voor haar zoektochten naar de sleutels in de wijk.

Ze had voor vandaag de tijd genomen een goede route uit te stippelen, beginnend bij de Nooterhof.

Ook had ze de avond ervoor haar rugzakje al ingepakt en haar schoenen klaargezet. De laatste tijd droeg ze graag haar hoge groene sneakers als ze ging, die vond ze niet echt mooi, maar zó comfortabel! En ze wilde niet het risico lopen onstabiel te zijn en te vallen. Soms las ze voordat ze op pad ging de brief van Yves opnieuw. Ze kende deze uit haar hoofd, maar het lezen gaf haar extra moed. Het was een lange brief, waarin hij het hele verhaal vanaf het begin aan haar vertelde. Vooral het stuk over de ontmoeting met de man van het volk onder de brug kende ze woord voor woord. Ze zag voor zich hoe Yves daar in de avond nog bezig geweest was en de donkere gedaante in de kelder had gezien. Er stond daar een stoel, die kapot was, maar nog wel bruikbaar. Er leek een man op te zitten, maar het was daar erg donker. Yves was op de man toegelopen, het trapje af. “Hee, wat doe je daar?” had Yves geroepen. Geen antwoord. Wat geschuifel leek het. Yves schreef:  “Toen ik dichterbij kwam zag ik dat de man een soort bouwlamp op zijn hoofd had en naar een glimmende sleutel in zijn hand keek. De lichtschacht van de lamp richtte hij precies op de sleutel. Toen ik dichterbij kwam, keek hij geschrokken op. Ik zag gelijk dat er iets vreemds met de man was. Hij had een heel apart gezicht, als uit een film. Ik kan het niet precies uitleggen en je weet dat ik ook helemaal niet kan tekenen, dus meer dan dit kan ik er niet over zeggen, maar het was net of hij niet klopte, niet echt was. Iets met de verhoudingen van het gezicht, vermoed ik. Toen hij daar zo voorovergebogen zat op die kapotte stoel, leek hij ook heel lang, maar toen hij opstond bleek dat gek genoeg helemaal niet het geval.  Hij liep op me af en stak zijn hand met de sleutel naar me uit. Vlak voor me bleef hij staan en keek me met een indringende blik aan. “Ik kan het” zei hij toen heel duidelijk en gebaarde dat ik de sleutel moest aan pakken. Dat deed ik. “Ik heb hem nu niet meer nodig, ik ga hier weg, ik verlaat mijn vrienden en ga naar boven. Maar jij kan hem misschien gebruiken.” Toen liep hij geruisloos en soepel naar buiten, inmiddels was het donker en ik zag hem met zijn lamp langs het kanaal weg bewegen. Later heb ik nog veel over dat zinnetje nagedacht: Ik kan het. Wat dan? Mij de sleutel geven? Naar boven gaan? Maar waar kwam hij vandaan dan? En waar kwam die deur daar beneden op uit? Ikzelf heb nooit gedurfd van dichtbij te gaan kijken. Over welke vrienden had hij het? En wat een opvallende stem had hij, zo zangerig, ik wou dat je het ook gehoord had, jij bent altijd zo goed in het nadoen en herkennen van stemmen.”

Ze wilde inderdaad graag dat ze erbij geweest was, of in ieder geval dat Yves het haar toen, direct erna, verteld had. Nu was Yves dood en kon ze ook niets meer vragen. Yves had zelf nooit antwoorden gevonden schreef hij ook nog, maar wel nog twee sleutels. De eerste toevallig, toen hij ooit met de jongens bij de Nooterhof was. De jongens speelden bij het water en het zand en hij liep wat door de tuin. Toen zag hij precies zo’n sleutel liggen als hij van de man gekregen had: lang en zilverkleurig, met precies dezelfde krullerige versieringen. Dat was jaren na die ontmoeting onder de brug. Toen was hij gaan zoeken naar nog meer sleutels. Iedere keer als hij alleen met de jongens op pad ging, of als hij boodschappen ging doen, dan liep hij een extra rondje, steeds op een andere plek. Of hij verzon omritten en zogenaamde sluiproutes, om maar in alle straten te kunnen kijken. Dat schreef hij allemaal in die fameuze brief van hem. Nou mooi, had ze de eerste keer met een leeg gevoel gedacht. Waarom mocht ik niet mee doen met je nieuwe hobby? De drie sleutels had hij in de kluis gelegd, in een houten doosje waarop op de voorkant een houtsnijwerk was aangebracht. Het stelde een huis voor, in Oostenrijkse of Zwitserse stijl, een groot houten chalet. Ook het doosje was een beetje een raadsel, maar dat had waarschijnlijk niets met de sleutels zelf te maken, dacht ze toen nog. Maar het was gek, omdat Yves helemaal niet van Oostenrijk en Zwitserland hield, integendeel. Hij wilde altijd alleen naar de Franse of Italiaanse Alpen en had daar allemaal steekhoudende maar subjectieve argumenten voor. En nu lag zijn schat, zijn vondst, in een doosje met een lelijk donkerbruin chalet erop, waarom? Waren er nog meer dingen die Yves voor haar verzwegen had?

Ze fietste die ochtend rond negen uur naar de Nooterhof. Te vroeg gaan had geen zin, nu was het juist lekker rustig overal. Ze zette haar fiets in een rek en keek nog even op de kaart. Toen stopte ze hem in haar rugzak, deed deze goed op haar rug, trok de banden van beide hengsels aan zodat de tas strakker op haar rug zat en stak haar handen in haar jaszakken.  Ze liep eerst naar de plek van Yves zijn eerste gevonden sleutel. Gewoon om het helemaal goed te doen. Ze bleef even staan. Ze stond naast een grote vlinderstruik en er waren veel vlinders, de zon was nog niet zo warm en in de bomen hoorde ze de vogels. Ze genoot even van deze plek zonder verkeer. Toen hoorde ze de stadsbus optrekken achter de bomen. Ze keek naar het pad richting de kruising en begon aan haar zoektocht. Vanaf nu zocht ze de juiste concentratie, en zocht ze een zilveren sleutel. Wat zou het fantastisch als ze er één zou vinden vandaag! Het is zo lang geleden. De laatste had ze meer dan drie jaar geleden gevonden, op 8 februari 2017 om tien uur in de ochtend, in de Klaasboerstraat, tussen nummers 23 en 25. Ze wist het nog precies. Maar nu weer terug naar nu. Concentratie.  

Aan het eind van de ochtend zat ze op een bankje haar brood te eten. De zon scheen en ze sloot haar ogen even met haar gezicht omhoog. Ze had het grootste deel van haar route afgelegd. Het was een mooie zoektocht geweest, ze had niets gevonden. Ze had geleerd op zo’n mooie dag als dit niet kieskeurig te zijn, dan zou ze allang niet meer gaan natuurlijk. Het moest wel leuk blijven. En je wist trouwens maar nooit, ze was nog niet bij haar fiets, ze had nog vier kilometer ofzo te gaan. Haar eerste sleutel had ze tenslotte ook vlakbij haar fiets gevonden, toen ze er als het ware al was. Ze genoot heus ook van het wandelen, van het op pad zijn. De oefening niet teveel in haar gedachtes te blijven hangen deed haar ook meestal goed. Echt in het moment aanwezig te zijn, ook met al je gedachten, bleef een soort gewenste uitdaging. En ze was er van overtuigd dat het haar kansen een sleutel te vinden vergrootte. Maar zo zittend op een bank kon ze haar gedachtes even de vrije loop laten, vond ze. Ze dacht aan Yves, altijd aan Yves. Ze stelde zich hem voor op de dag dat hij in de Nooterhof die eerste sleutel vond. Vlakbij die vlinderstruik, die Yves ook in zijn brief beschreef. Met de Hosta’s eronder. Door een groot gat in een Hostablad  had hij een schittering gezien. Hij dacht eerst dat de zon op een steentje scheen. Hij deed het blad opzij en zag eerst niets. Hij deed een stap opzij en toen zag hij hem liggen. Een mooie, grote, lange zilveren sleutel. Hij herkende hem meteen. Hij was volstrekt identiek aan de sleutel van de man van het volk onder de brug. Die had hij in een donkerblauwe zakdoek in zijn bureaula liggen. Hij raapte hem op en stak hem snel in zijn broekzak. Hij zocht de jongens en verstoorde bruusk hun spel. Ze zaten onder de modder en waren lekker bezig. In haar gedachten was Yves eerst geïrriteerd geweest en had te snel willen vertrekken, maar had uiteindelijk door gehad dat dat geen zin had en ook stom was. Veel beter kon hij zich er aan overgeven en een stapje terug doen. Zo had ze hem vaak zien reageren toen de jongens nog klein waren. Afstemmen op hun tempo werkte beter en Yves was daar goed in geweest.  Misschien had hij gezegd dat hij pannenkoeken zou bakken en had hij ze zo meegelokt naar huis, dat soort sluwigheidjes waren hem niet vreemd.  Hij wilde natuurlijk zo snel mogelijk de sleutels vergelijken, ook al wist hij vrijwel zeker dat ze identiek waren.

 Elvira keek op, de straat in rechts van haar. Verder ging haar fantasie liever niet. Ze wilde niet nadenken over dat hij bij thuiskomst, of erna, nooit iets gezegd had over de sleutels. Ze stond op en deed haar rugzak op. Ze keek even naar het einde van de straat waar ze inliep en begon toen een beetje gehaast te lopen, ineens wilde ze weg van die plek. Zonder op te letten stak ze de straat over, omdat ze aan het eind links zou gaan. Een automobilist moest remmen en riep iets naar haar uit zijn raampje. Elvira schrok en liep snel verder. Aan de overkant stond ze stil en keek om zich heen. Daar naar links en dan de tweede rechts en dan was ze weer bij de kruising. De Nooterhof was dan precies aan de overkant. Ze besloot nog niet op te geven en ging weer gefocust verder. Rustig, net niet sluipend, met haar hoofd lichtjes naar beneden gericht, liep ze de hoek om. Omdat ze daarna rechts zou moeten afslaan, stak ze nu gelijk over, en keek ze beter uit. Ze stapte aan de overkant tussen twee auto’s door en keek links de straat in, de kant die ze op moest. Geen mens te zien, alleen een poes verderop in de zon op de stoep bij een boom. Fijn, dacht ze. Het was een rustige straat, die er zelfs een beetje verlaten bij lag, ondanks het mooie weer. Aan het eind kwam ze weer op de Hortensiastraat en liep ze richting het stoplicht. Ze was tevreden, het was een leuk nieuw stukje geweest wat ze had onderzocht vandaag. De Pierik had toch nog wel wat verassende hoekjes voor haar gehad. Ze liep, nog steeds goed gefocust nu, door de Nooterhof terug naar haar fiets. De vlinders waren bij de struik. Haar fiets stond tussen twee herenfietsen in en ze moest moeite doen hem uit het rek te krijgen.