Hoofdstuk 2

 Dagboek Storm

 Vandaag was een hele goede dag! Ik ben blij dat ik weer eens een echt goede dag had. We kregen bij geschiedenis de opdracht drie mensen van boven de zeventig te interviewen over hun jeugd en schooltijd. Lars wilde naar zijn opa, die uit Amsterdam komt. Ik haalde hem over eerst naar Elvira te gaan. Ik hoopte dat Elvira goed kon vertellen. Ik vermoede van wel. En het klopte, vond ik. Lars zei toen we wegfietsten dat Elvira een interessante dame was. Ok, daarna zei hij gelijk dat we nu dan snel naar zijn opa konden gaan. Maar dat begreep ik wel. We zijn tot laat in de middag bij de opa van Lars gebleven. Meneer van Dam is een grappige man met een Amsterdams accent. Hij vertelde over zijn jeugd in de binnenstad van Amsterdam.  Vooral over al het kattenkwaad dat hij uithaalde vertelt hij graag.

Toen ik met Lars naar huis fietste, althans tot de rotonde, zei hij dat het een ‘vruchtbare middag’ was voor onze opdracht. Nog maar één te gaan. We bespraken wie we nog meer konden interviewen maar kwamen niet echt op iemand die ons geschikt leek. Bij het afscheid gaf hij me een klop op de schouder en zei: “Nou, tot morgen maar weer makker, als ik me niet verslaap.” ‘Makker’, wat is dat voor een raar woord? Maar goed, best een goede dag dus! Ik hoop dat morgen ook ok is. Een beetje rust is wel lekker.

Ik moet nog vertellen over Elvira. Die kwam ik vorige week ineens tegen bij Lars in de straat. Ik kende haar, ik heb haar ooit naar huis begeleid toen ze was gevallen. Ze is 80 ofzo. Ze woont in een woonboot vlakbij de brug. Vorige week liep ze voor Lars’ huis een beetje rond te drentelen, ze leek verdwaald, zoekende naar iets. Toen ik haar groette en vroeg wat ze deed, gaf ze een nogal vaag antwoord, iets over vroeger of de toekomst, geen touw aan vast te knopen. Maar ze zei dat ze de weg heus wel wist. Eigenwijs figuur maar wel grappig. Duidelijk geen standaard oma, met haar strakke pak en korte haar. Omdat ze zei dat ze al heel lang hier in de buurt woonde, leek ze me wel een goede kandidaat voor onze opdracht. Het leek mij wel logisch ook iemand uit onze eigen buurt te interviewen, maar Lars was dus niet gelijk overtuigd. Hij vond iemand uit een grotere stad interessanter. Gelukkig pakte het goed uit. Elvira bleek grappig te zijn en kon goed vertellen.

 Elvira

Elvira had het leuk gevonden over vroeger te vertellen aan die twee jongens. Dat had haar verrast, ze was nooit zo bezig met verhalen van  vroeger. De laatste tijd merkte ze wel dat ze vaker aan haar ouders dacht, of aan haar jeugdvriendinnen. Ze had daar gemengde gevoelens over. Ze wilde niet iemand worden die in het verleden leeft, in alles het verschil met vroeger ziend. Te vaak “vroeger was het beter” denken was niet haar stijl. Ze was zich meestal niet zo  bewust van de chronologie der gebeurtenissen. Jaartallen onthield ze niet. Maar natuurlijk bezag ze haar leven in de spiegel van dat van haar kleinkinderen, zoals ze dat ook bij haar zoons had ervaren. Toen deze opgroeiden dacht ze regelmatig terug aan hoe haar leven was op hun leeftijd. En dus vertelde ze nu haar kleinkinderen over vroeger, over hoe het voor haar was geweest voor het eerst naar school te gaan, over waar ze mee speelde, en met wie.

Vandaag ging ze naar de bibliotheek. Emma zou er ook zijn, ze deden er allebei vrijwilligerswerk en soms waren ze samen ingeroosterd. Emma was een oud klasgenootje van de middelbare school van Elvira, een ‘vriendin van vroeger’ dus.

Elvira liep nog een rondje door haar huis, her en der wat oprapend en opruimend. Ze was nog steeds blij hier te wonen. Ze had deze boot gekocht vlak na het overlijden van Yves. Het was een kans geweest, dit prachtige plekje in het kanaal, met een stukje kade, zodat ze een echt tuintje had om in te zitten. En een schuurtje voor haar fiets, haar roeibootje en de kano. Ze sloot de gordijnen in de woonkamer, het was een zonnige dag. Ze liep graag naar de Stadkamer, een rustige wandeling voor de drukte daar. Emma was er al, zoals meestal. De enkele keer dat ze later was, verontschuldigde Emma zich altijd  uitgebreid, alsof het een regel was dat ze niet later dan Elvira mocht beginnen. Emma was hier al een tijdje vrijwilliger toen Elvira erbij kwam.

Ze groette Elvira glimlachend en zei: “Hai, wat goed dat je er bent, hoe is het? Niet teveel last van je rug?”

“Welnee,” antwoorde Elvira snel, “ik voel me prima, uitstekend, en bij jou?”

“Ja hoor, alles super, we zijn heerlijk een weekendje weg geweest, naar Zeeland. Vlissingen, ken je dat? Echt een ontzèttend charmant stadje!” “Maar we praten verder bij de koffie straks, nu eerst maar aan de slag. Er is natuurlijk weer genoeg te doen, gister was Petra er, dus je begrijpt me.” Emma trok haar wenkbrauwen omhoog in een geërgerde frons en liep naar de balie. Elvira hing haar jas op en liep achter haar aan.  Ze dacht aan Yves. Niet aan een specifiek moment, maar ze zag hem in haar gedachten. Hij had een karakteristiek hoofd gehad, markant, zouden sommigen zeggen, alhoewel dat soms ook een manier was om aan te geven dat iemand niet echt knap was. Hij droeg meestal een wollen trui, grijs of blauw, met een overhemd eronder en een spijkerbroek. Basketbalgympen waren ook favoriet. Hij praatte veel en luid, maar kon ook uren in stilte zitten lezen. Het waren steeds vaker dezelfde beelden, bijvoorbeeld van hem bij het haardvuur, in zijn leesstoel onder een lampje een boek bestuderend, de hond slapend naast hem in zijn mand. Gesprekken kon ze zich minder goed herinneren.

Bij de balie was Emma al druk met stapels boeken in de weer. Elvira werkte graag in de bibliotheek, actief bezig zijn was fijn en soms vond ze het erg leuk iemand een leestip of advies te geven. Vaste bezoekers kenden haar en wisten dat ze altijd graag meedacht en wist waar wat stond. Sommigen kwamen bij haar voor suggesties en Elvira kende hun smaak: de kleine gedrongen man die graag historische romans las over de tweede wereldoorlog; de oudere dame die altijd op de hoogte was van de laatste schrijversroddels; een jongeman, die soms met een vriendinnetje kwam en graag opschepte over zijn boekenkennis. Vandaag was het rustig en het vooruitzicht van koffie met Emma verstoorde haar ritme.

Emma en haar man Jan waren wel eens komen eten, toen Yves nog leefde. Yves en Jan hadden niet echt met elkaar op kunnen schieten. Yves had in het begin wel een beetje zijn best gedaan, maar haakte af toen Jan op een avond had gezegd dat ‘steuntrekkers’ wat harder aangepakt moesten worden. Toen Yves daar op inging, stelde Jan dat hij toch wist waar hij het over had, hij werkte als personeelsadviseur tenslotte met ‘die mensen’. Yves had toen zijn mond gehouden maar de afstand was vanaf dat moment voelbaar en onoverbrugbaar. Toen Yves een paar jaar dood was, had Jan haar voorgesteld aan zijn broer. Deze had zijn vrouw verlaten voor een ander, een jongedame, die er na een jaar met een leeftijdsgenoot vandoor ging en nu was de broer alweer jaren alleen. “Mieux vaut être seule que mal accompagnée” had Elvira gezegd en dat had Jan natuurlijk weer niet op prijs gesteld.

Emma was een lieve vrouw en Elvira vond het fijn dat ze elkaar al zo lang kenden. Ze waren heel verschillend, maar vertrouwd. Ze hadden niet dezelfde smaak in wat ze graag lazen. Dat was  een beetje lastig soms omdat Elvira Emma niet wilde kwetsen maar ook geen zin had de enthousiaste suggesties van Emma te lezen. Elvira nam het zichzelf soms kwalijk dat ze niet wat opener en enthousiaster kon reageren op wat Emma interessant vond, maar ze wilde ook geen rol spelen. Of wilde ze teveel haar eigen verhaal kwijt en was ze uiteindelijk juist teveel met zichzelf bezig om open te staan voor de ander? Ondertussen kenden ze elkaar al zo lang dat het wel goed zat. Ze zagen elkaar hier in de bieb en gingen soms samen naar de film. Het was het soort trouwe maar vlakke vriendschap, het soort dat Elvira iets meer was gaan waarderen. Minder veeleisend geworden met de tijd.  Rond elf uur bij de koffie hoorde ze alles over Vlissingen, het hotel, de winkels, het restaurant waar ze waren gaan dineren (“alles heel lokaal en biologisch, lekker jôh!”), het museum,……Elvira probeerde enthousiast en geïnteresseerd te zijn maar betrapte zich op het gevoel een reisgids te horen praten. Ze wilde weg. Wat deed ze hier? Ze hoorde hier toch niet? Beter kon ze thuis zelf een boek aan het lezen zijn….Ze was blij toen ze weer aan de slag kon en mensen aan de balie hielp. Eind van de middag wandelde ze terug naar huis. Ze keek na een dag in de bieb altijd uit naar haar rustige avond. Onderweg deed ze haar telefoon aan en keek naar de berichten. Mathieu die vraagt of ze volgende week woensdag op Frederieke kan passen. Natuurlijk. Ze stopt even om hem terug te berichten. De rest komt thuis wel. Ze geniet van de wandeling en bedenk zich dat ze snel weer eens echt op pad moet gaan. Ze is al lang niet in de Pierik geweest. Vooral vanaf de Pioenstraat, dat stuk kent ze nog niet zo goed als de rest. Maandag, dat is een goede dag.

Thuisgekomen zet ze de oven aan en haalt het eten dat ze gisteravond opzij gezet had uit de koelkast. Ze zet de telvisie aan en pakt de map met kaarten uit de boekenkast. Ze legt de kaart van de Pierik opengevouwen op de tafel voor de bank en reikt voorover om hem glad te strijken. Het is logisch dat ze hier nog minder geweest is, het is ook wel erg ver van de brug, maar er was geen echte goede grens vast te stellen, dus waarom niet? De Nooterhof was ook ver van de brug. En toch had in de brief van Yves gestaan dat hij de tweede sleutel daar gevonden had. Ze zag geen reden voor hem dáár over te liegen. Ze zat voorover gebogen naar de kaart te kijken, maar haar route zou ze zondag pas maken. Dan kon ze hem maandag bijna zonder kaart  nalopen.  Ze zou wel bij de Nooterhof kunnen beginnen: al had ze de plekken van de vier eerdere vondsten (twee van Yves en twee van haar) inmiddels uitgebreid onderzocht, ze gebruikte ze nog regelmatig als beginpunt.

Toen Yves net overleden was had ze in de bankkluis, die Yves altijd aangehouden had maar waar verder alleen een kistje met drie sleutels in zat, een brief gevonden. Het was een grote witte envelop geweest met haar naam erop. Het had raar gevoeld haar naam daar zo te zien staan in zijn handschrift. Ze hadden niet de gewoonte elkaar brieven te schrijven, en meestal zou hij eerder ‘lieverd’ dan haar voornaam gebruiken. Ze had hem direct ter plekke opengemaakt.  In de brief las ze over de vondst van Yves. Eerst had ze het vooral ongelofelijk gevonden dat hij hier nooit iets over verteld had. Waarom niet? In de brief schreef hij: “Ik wilde niet dat je dacht dat ik gek geworden was, ik schaamde me ervoor. Het lijkt toch wel een beetje op een waanidee. Ik wilde niet dat je dacht dat ik niet meer objectief was, een soort van geloof aanhing.”  Hm, ze had altijd moeite gehouden met deze uitleg, omdat het niet strookte met hoe ze hem kende. Of dacht te kennen? Ze kon het gewoon niet geloven, dat er een aspect van Yves aan haar voorbij was gegaan. Dat hij, binnen de innige en liefdevolle relatie die ze met elkaar hadden, ook een geheim voor haar had gehad. Een geheim dat niet eens van belang leek, vond ze eerst. Ze dacht soms dat Yves een grap met haar had uitgehaald, of dat dit zijn manier was om na zijn dood nog aanwezig te zijn. Had hij haar met een mooi verhaal willen achterlaten? Toen ze zelf haar eerste sleutel vond, op 3 april 2014 in de Bontekoestraat vlakbij nummer 82, was ze opgelucht geweest. Hij was er nog. Het verhaal was niet afgelopen.

Ze vouwde de kaart dicht en borg hem op in de map. Tot zondag. Ze dacht na over wat ze de volgende dag zou maken voor haar lunch met Frits. Ze pakte een aantal kookboeken uit de kast en zocht iets lekkers uit. Iets met bladerdeeg en zelfgemaakte champignonneragoût…………………Frits was een fijnproever en een dankbare eter. Elvira wist inmiddels goed wat hij lekker vond, en deed haar best hem een plezier te doen.