Hoofdstuk 14

 Albert

Een druilerige dag vandaag. Zoals ik ze hier weinig meemaak. Doordat er geen wind is blijft het grijze wolkendek maar hangen en miezerde het bijna de hele tijd. Geen verschillen in licht, expressieloos, eindeloos, maussade…Ik heb dus ook niet veel kunnen doen, het kwam niet. Natuurlijk heb ik mijn gebruikelijke routines gevolgd en doe ik mijn best deze leegte te accepteren, weer een dag waarop ik weinig tot niets heb gedaan, maar het valt me zwaar en dat valt me ook zwaar. Ja, de cirkel is rond. Draait de cirkel of draai ik in de cirkel? Oh Albert, quatsch! Ademen en verder niks.

 Deze ene alinea was het enige dat Albert op papier had gekregen vandaag.

In het dorp had hij in het café aan de bar twee glazen witte wijn gedronken, zoals altijd. Louis had achter de bar gestaan, zijn vrouw was er ook, die hielp altijd mee op drukke momenten. Die waren er vandaag niet. Geen toeristen, geen wandelaars, geen terras. Wat stamgasten zoals Albert, die blij was dat Pierre er ook was. Pierre was één van Alberts favoriete dorpsgenoten. Aan de bar staand hielden ze een praatje, de hond van Pierre lag ondertussen rustig aan hun voeten. Albert kwam graag in dit café, het was er gemoedelijk en regelmatig werd er goed gelachen om en met elkaar. De uitbaters en hun personeel waren vriendelijk maar niet overdreven. Er waren de gebruikelijke veeldrinkers, maar van het zachtmoedige soort. Stil aan een tafeltje glas na glas wegdrinkend, wankelend de zaak verlatend onder het toeziend oog van personeel en stamgasten. “Attention a la marche Marcel!” Men noemde elkaar bij de voornaam, maar de gesprekken waren meer algemeen dan persoonlijk. Het bleef er meestal gemoedelijk. Het ging er over het weer natuurlijk, over sport, soms over risicoloze wereldpolitiek, vaak over lokale aangelegenheden en roddels die iedereen al wist. Pierre en zijn hond kwamen altijd samen, Pierre woonde met zijn vrouw aan de andere kant van het dorp, hij liep iedere dag kilometers langs het water en kwam voordat hij door het dorp weer naar huis liep altijd even een glas of twee drinken, soms meer. De hond was donkerbruin, dun en oud, een jachthond, maar jagen deed Pierre niet. Nooit gedaan ook. Hij was actief geweest in de lokale politiek, en had op kantoor gewerkt in een van de lokale fabrieken. Maar nu was hij met pensioen. Dus wandelde hij. Er was een verhaal over zijn politieke carrière, dat was met een klein schandaaltje geëindigd, maar Albert bemoeide zich hier nooit met dat soort verhalen. Dat werd ook niet van hem verwacht. In die zin was hij een buitenstaander gebleven en die positie beviel hem ook wel. Albert was naar huis gelopen door de regen en had thuis de haard aangedaan.  Hij was aan zijn tafel gaan zitten met een idee, maar het lukte niet, alles klonk niet juist, hij kon de goede toon niet vinden. Hij pakte er een glas wijn bij, zo nonchalant mogelijk, zonder er iets aan te verbinden. Niet streven naar een vruchtbare dag. Geen smoezen verzinnen. Het had niet geholpen, hij eindigde zijn ‘werkdag’ in een rotstemming. Hij dacht aan Yves. Altijd aan Yves. Natuurlijk waren er wel anderen geweest sinds Yves er niet meer was. Die waren er altijd wel, maar Yves kon hem altijd de goede vragen stellen als hij zo’n dag had. Met hem kon hij zijn impasses bespreken, zijn onzekerheden en frustraties. Maar Yves zou nooit meer komen, Yves was dood. Hij dacht aan hun avonden samen hier, bij de open haard. Yves was jarenlang om de maand een weekend op bezoek gekomen in zijn schuilplaats in Zwitserland. Dertig jaar lang hadden ze samen deze weekenden gehad. Als de polsslag van het leven. Tenminste, zo had Albert het ervaren, ook al had hij dit niet altijd willen toegeven. Hij had heus zijn periodes van afgunst gekend, van desinteresse ook, als hij bevangen was van iets of iemand anders. Maar erop terugkijkend wist hij dat het wel zo was: Yves was het hart van zijn leven geweest en nu was het overleven overgebleven. Al het andere was opvulling.

Natuurlijk was Albert zich blijven afvragen hoe zijn leven geweest zou zijn als hij in Nederland was gebleven. Maar de hetze was te groot geworden, het was onleefbaar voor hem. Hij wilde geen Bekende Nederlander zijn, hij had gewoon zijn leven terug gewild. Dat leek onmogelijk in Nederland, na alle ophef over zijn debuutroman “Freud revisited”. Naast veel publiciteit en het feit dat zijn boek goed werd verkocht, begon hij dreigbrieven te krijgen en werden de banden van zijn auto meerdere malen lek geprikt. Hij was doodsbenauwd geworden en was plots van de aardbodem verdwenen leek het. In ieder geval had nooit meer iemand iets van hem gehoord en had hij nooit meer een boek geschreven. Hier, in dit bergdorp, was hij niemand, een zonderlinge dorpsgenoot hoogstens. Niemand wist wat hij echt dacht, waar hij in geloofde en dat was perfect. Hij kon zich rustig wijden aan zijn levenswerk.

Maar wat als hij was gebleven, of toch was teruggegaan toen iedereen hem vergeten leek? Want daarover was bij hem in ieder geval altijd twijfel gebleven. Hoe zou zijn leven dan zijn geweest? Met Yves? Hij durfde te hopen dat hij dan met Yves had samengewoond. Hij moest zichzelf troosten met de gedachte dat ze dan geen magische weekenden hadden gehad, en dat de sleur wellicht pijnlijk was geworden, hij wist toch van zichzelf dat hij onrustig zou zijn geworden? En ze hadden veel gedaan samen, ook in Nederland. Yves had zulk goed werk verricht. Het volk bestond nog steeds, en groeide weer. Dus het verhaal, zijn zoektocht naar bewijs ging door, inmiddels al jaren zonder Yves, zoals het ook door was gegaan zonder de psychiater. Zelfs zonder hemzelf als het moest straks.

Albert ademde weer rustiger, hij bleef nog een half uurtje zitten. Zijn ogen hield hij gesloten en zijn handen plat op zijn benen. Toen stond hij langzaam op en liep naar de keuken. Hij waste zijn handen en droogde ze zorgvuldig af. Hij keek op zijn menu op het prikbord en pakte wat hij nodig had om te koken. Hij deed een schort voor en schonk een glas wijn in. Hij bereidde zijn maaltijd in alle rust, iedere handeling serieus nemend. De groente werden netjes gesneden, de kruiden rustig maar krachtig in de vijzel gemalen. Ook het afwegen gebeurde met zorg. Albert hield van koken, hij deed het met liefde, ook als het alleen voor hemzelf was. Hij fleurde er wat van op dat het eten goed was gelukt en het hem goed smaakte. Hij zette nog een kopje koffie voor zichzelf en nam plaats in zijn stoel voor de televisie. Hij had twee films uitgekozen en installeerde zich met koffie en een stuk pure chocolade voor zijn filmavond. Hij had zijn routines en donderdagavond was filmavond.

 

Elvira

Elvira had een paar enerverende dagen gehad. Haar laatste bezoek aan Frits was nog stroever verlopen dan die week ervoor, toen ze boos en verdrietig was vertrokken, de deur achter zich dicht slaand. Nu was hij het geweest die zijn geduld verloor. Ze had tóch met hem over Storm gepraat, en over hun laatste ontmoeting. Ze had hem verteld dat de sleutels dus wél op een deur in het brugwachtershuisje moesten passen, dat Yves dat alleen niet wist. Of niet had verteld. En ze vertelde dat ze met Storm had afgesproken samen te gaan kijken. Dat had Frits een heel slecht idee gevonden en hij was erg boos geworden. Hij zei dat hij het onverantwoord en zelfs heel dom vond dat ze dat van plan was. Die jongen kon haar alles wel vertellen, hoe lang kende ze hem nu helemaal? Wie weet wat zijn intenties waren? Misschien wilde hij haar wel geld afhandig maken, of van haar sieraden beroven. “Je kent zijn ouders ook niet, toch? Misschien heeft hij met die vriend van hem wel een fout plannetje bedacht. Jij bent veel te aardig en te naïef.” Dit had haar weer gekwetst natuurlijk en ze hield haar mond maar. Ze probeerden nog wat over ditjes en datjes te keuvelen, maar dat lukte niet zo goed. Uiteindelijk stond Elvira op en ging wat eerder dan anders naar huis. Niet teveel eerder, iets in haar wist dat ze deze reactie had kunnen voorspellen. Maar haar behoefte was te groot geweest. Ze wilde er zo graag over praten, ze was ervan bevangen. Voor haar was het groot nieuws.

En toen kwam Piet eten en durfde ze er eerst niet over te beginnen. Maar ze hadden het zo gezellig gehad, en hij was zo….ze zocht naar het juiste woord: open? Nee dat klonk suf, toegankelijk? Alsof ze ergens toch tegen hem op moest kijken, toegankelijk ondanks…., geïnteresseerd, geïnteresseerd in haar?  Dat was nog het best passende. Maar niet op een enge manier, hij gaf haar vooral de ruimte te praten en leek graag te luisteren naar wat ze te zeggen had. Hij stuurde niet aan op een onderwerp, nam het gesprek niet over maar kon wel converseren. Hij ging op iets in door een vraag te stellen, niet een eigen anekdote op te dissen. Hij liet in zijn antwoorden blijken dat hij snapte waar ze het over had, dat hij haar begreep, nieuwsgierig was. Het had Elvira een beetje geïrriteerd, dat ‘perfect gentleman’ gedrag. Elvira hield juist wel van imperfecties of eigenaardigheden. Moraalridders en fatsoensrakkers genoeg. Maar Piet was intelligent genoeg om op de rand te blijven en na een tijdje wende ze aan zijn rust en vriendelijkheid. Ze was zich bewust van de oppositie, Yves was een eigenzinnige en soms ronduit onvriendelijke man geweest. Yves deed niet aan ‘keeping up apearences’. Wat niet wil zeggen dat hij niet bewust een show opvoerde! Piet was zijn tegenpool, maar tot op zekere hoogte, ook Piet leek een rol te spelen, maar dan die van galante, gevoelige, wat ouderwetse man, of zoiets. Maar waarschijnlijk was zij het zelf, die gewoon nooit onvoorwaardelijk of oordeelvrij over iemand kon denken. Dacht zij alleen dat ze dit bewust als rollen ervaarden? Keken mannen als Yves en Piet echt niet naar zichzelf? Zij wel, de hele tijd. Alsof ze hoog in een toren naar haar eigen handelen en denken keek en een oordeel velde. Maar goed, ze voelde zich door zijn ‘perfect gentleman’ rol wel zo op haar gemak bij Piet dat ze toch vertelde over de sleutels, en over Storm. En Piet reageerde heel onverwacht. Hij sprong bijna in de lucht van enthousiasme en riep: “Wat een mooi verhaal! Het doet me denken aan een boek dat ik ooit las, hoe heette dat ook al weer? Maar los daarvan, dit is het! Vertel, wat weet je al? En wanneer gaan we? Je begrijpt dat ik nu ook mee moet, ik word gek van nieuwsgierigheid! Hoe hou je het uit!?” Elvira sputterde wat tegen, maar voor Piet stond het vast, hij liet zich dit niet ontnemen, hij zou erbij zijn als de sleutels getest zouden worden op de deur in het brugwachtershuisje. Ieder argument van Elvira dat voor het tegendeel pleitte werd afgedaan als onbelangrijk, bagatelle. “Nonsens!” riep Piet zelfs een keer, “ik zie niet in waarom Storm bezwaar zou maken, JIJ hebt toch al die sleutels, en hij weet er verder ook nog niet zoveel van af, je moet echt met die Christel gaan praten, en dan is het alleen maar slim als we met zijn tweeën zijn om beter te onthouden wat ze je allemaal kan vertellen. Ach hoe heette dat boek nou?”

Het feit dat Piet mee wilde naar het brugwachtershuisje moest ze natuurlijk aan Storm vragen. Hij zou het aan Juul vragen, antwoordde hij. Storm had ook weer iets ontdekt liet hij in een berichtje vlak erna weten. Hij had het chalet gevonden. Met een speciale zoekfunctie had hij een foto van het doosje geüpload en de locatie van het echte huis kunnen achterhalen. Hij stuurde haar een internetfoto met locatie. Het was dus een echt huis en het stond in Zwitserland. Daar had Elvira Frits weer naar moeten vragen. Die had tenslotte die opmerking gemaakt dat Yves loog over Zwitserland, of in ieder geval geïnsinueerd dat Yves redenen had gehad mensen te laten denken dat hij een hekel had aan Zwitserland en aan Zwitsers. Toen Elvira hem daar over de telefoon nogmaals naar vroeg had Frits eerst weer bits gereageerd. Vervolgens kwam hij toch op gang en vertelde dat Yves zich een keer had versproken heel lang geleden en tegen hem had gezegd dat hij zo’n fantastisch weekend had gehad in de bergen. Toen Frits had gevraagd waar had Yves nonchalant gezegd “Oh, ergens in Zwitserland”. Daarom had het Frits verbaasd toen hij Yves voor het eerst zijn Zwitserland tirade hoorde afsteken. Uit respect voor zijn vriend had Frits hier nooit wat over gezegd. Het leek ook helemaal niet belangrijk. Pas toen Elvira hem het doosje met de sleutels liet zien en zij zich afvroeg waarom er een chalet opstond, had Frits er weer aan gedacht. Hij herinnerde zich hoe blij Yves eruit had gezien toen hij over dit weekend vertelde toentertijd. Met een gloed in zijn ogen en een glimlach die hij niet van zijn gezicht kreeg.

 

Frits vertelde dit nu allemaal aan Elvira en schepte er genoegen in zijn achterdocht nog wat aan te dikken. Elvira wist niet wat ze ervan moest denken, het ging over zo lang geleden. Ze keek meerdere malen naar de foto van het echte huis en de locatie ervan op haar computer. Storm had gezegd dat hij misschien zelfs kon achterhalen van wie dat huis was. Elvira kon er alvast virtueel rondjes omheen lopen, maar echt scherp werd het beeld niet. Het irriteerde haar dat ze wéér zo met Yves bezig was, terwijl ze juist zo’n leuke avond had gehad met Piet. Ze had het vreemd gevonden dat er een chalet op het doosje stond. Nu bleek het ook nog een echte plek te zijn, waar Yves kennelijk binding mee had en waar zij niets van af wist. Een roman over een groep dissidenten met sleutels zei haar ook niets. Piet zou thuis kijken of hij de naam of de schrijver van dat boek waar hij het over had gehad zou kunnen achterhalen. Daar had ze nog niks over gehoord.

Elvira voelde zich een beetje duizelig van alle informatie en alle vragen. Hoe kwam het dat Yves niets te weten was gekomen over het volk onder de brug? Zou zijn sleutel echt niet hebben gepast? En wat zou dit boek er nu precies mee te maken kunnen hebben? En waarom vond zij sleutels als ze er niet achter kwam waarvoor, wat was het nut dan? Was zij een uitzondering? En wat had dat chalet ermee te maken? Of helemaal niets? Hoe kwam Yves toch aan deze doos? En waarom was er van dat huis een houtsnede gemaakt? Het leek haar geen speciaal huis in die omgeving. En ook over Piet moest ze veel nadenken. Ze was blij om hun nieuwe ontmoetingen, maar was ook voorzichtig. Ze vond Piet soms iets te enthousiast. Zij was best gesteld op haar leven zoals het was. Maar ze merkte ook wel dat ze veel aan hem dacht en zich verheugde hem weer te zien. Hij was ook een verademing.