Hoofdstuk 13

Dagboek Storm

Vanavond toch maar langs gegaan bij Elvira. Ik had eerst geen zin. Ik heb genoeg aan mijn hoofd. Dus ik had eerst niet op haar berichtjes gereageerd. Maar vanavond zat het me toch niet lekker en ben ik er langs gegaan. Het voelde ook wel wat ondankbaar. Dankzij haar hadden we goede interviews voor onze opdracht van geschiedenis, had ik Piet ontmoet en hem het fantastische verhaal over de drie broers en hun varken horen vertellen. Bovendien mocht ik haar oprecht wel. Ze had iets dappers en eigens. Ze was origineel.

Ze deed open met haar telefoon in haar hand en verwees me met een knikje naar de kamer terwijl ze door ging met haar gesprek. Ik ging op de bank zitten, de sleutel weer in mijn zak voelend. Elvira was in de keuken, ik kon horen dat ze met de thee bezig was. Ze schonk het water uit de waterkoker in de ronde theepot en zette de kopjes op  het dienblad. Twee zilveren lepeltjes ernaast. Ik herkende de geluiden. Elvira sprak niet, waarschijnlijk had ze de telefoon tussen kin en schouder geklemd en luisterde ze. Toen hoorde ik Elvira zeggen: “Maar het gaat me toch helemaal niet om het ophalen. Natuurlijk kan ik haar om half drie bij de dansschool ophalen, ik ben niet gehandicapt, alleen bejaard. Het gaat mij erom dat ik me afvraag of het niet teveel is, ook een activiteit op de woensdag. Het is toch fijn dat ze die middag vrij heeft om een speelafspraakje te maken of met haar oma koekjes te bakken?” Elvira klonk anders dan anders, behoedzamer van toon, na een korte stilte zei ze: “Nee natuurlijk niet, ik vind juist dat je een fantastische moeder bent! Je doet heel veel voor je kinderen. Zo bedoel ik het helemaal niet. En natuurlijk is het leuk om dansles te hebben, en met een vriendinnetje helemaal, daar heb je helemaal gelijk in. Het overviel me denk ik ook een beetje. Ik zorg wel dat we dan als we thuis zijn iets rustigs doen, geen probleem….ja is goed, dag Marit, tot snel…” Toen hoorde ik haar de theepot op het blad zetten en kwam ze ermee de kamer in. “Dat was mijn schoondochter Marit, ik heb natuurlijk weer iets doms gezegd, ze is ook zo gevoelig…..maar kinderen hebben geen tijd meer om zelf iets te verzinnen, laat staan om zich af en toe te vervelen.  Ze worden van hot naar her gesleept, van activiteit naar activiteit, alle tijd is ingedeeld. Voor de gewone dingen is geen tijd meer, terwijl het juist waardevol is de tijd te nemen wat aan te rommelen, of om bijvoorbeeld het huishouden op orde te hebben, een keer uitgebreid te koken, een moeilijk boek te lezen. Daar plan je namelijk geen tijd voor. Maar goed, ik ben natuurlijk oud. Ik snap ‘deze tijd’ niet. Maar ik snap de mens wel, en ik zie toch wat ‘deze tijd’ voor uitdagingen met zich meebrengt? Ik denk juist dat ik het beter overzie dan jongere mensen. Daarvoor hoef ik heus niet alles  van moderne techniek te snappen. Voor je het weet hebben ze een telefoon en ben je ze kwijt.”

Daarna wachtte ze tot ik iets zou antwoorden, ze hoopte duidelijk dat ik haar gelijk zou geven.  Ze ging zitten en keek me aan. Maar ik wist niets te zeggen. Ik had niet echt een mening over opvoeding. “Rommel jij wel eens wat aan?” vroeg ze toen. Ik begreep eerst niet wat ze bedoelde. Dat zag ze waarschijnlijk want ze vervolgde door te zeggen dat ze zich afvroeg of ik wel eens tijd had om te niksen, me te vervelen. Ik dacht over haar vraag na en kwam (verassend!) niet gelijk tot een antwoord. Ja, ik had volgens mij wel tijd over soms. Maar aanrommelen? Nee, ik deed wat ik moest doen, zoals huiswerk maken en gitaar oefenen, sporten, maar wel het liefst zo efficiënt mogelijk. In zo kort mogelijke tijd. Vroeger kon ik mezelf buiten wel lang vermaken met een bal of op de trampoline. Dat lijkt misschien nog het meest op aanrommelen, ook al ging het wel altijd over beter worden, de beste trucjes doen. Nu ga ik meestal gamen of op mijn telefoon filmpjes kijken als ik tijd heb. En soms dus schrijven. Lezen doe ik in bed, eigenlijk nooit overdag, ja in de vakantie soms.

Ik probeerde nog steeds iets terug te zeggen maar Elvira leek alweer volledig in gedachten verzonken en staarde langs me heen. Ik schraapte mijn keel en toen keek ze snel weer naar mij met haar intense blik. “Ja, die sleutel van jou, mag ik die nog eens zien?” vroeg ze zachtjes. Kennelijk was ze haar eerdere vraag helemaal vergeten, ook prima. Toen ik haar de sleutel gaf, keek ze er eigenlijk maar kort naar en toen keek ze weer naar mij. Vervolgens liep ze zonder iets te zeggen met de sleutel in haar hand de kamer uit. Vrij kort daarop kwam ze alweer binnen, met een doosje in haar hand. Ze leek ineens wat nerveus. Haar handen trilden een beetje toen ze het doosje op de tafel neerzette. Dat was me nog nooit eerder opgevallen. “Kijk er maar in” zei ze. Ik deed het doosje open en zag vijf sleutels liggen op een lichtblauw geruite zakdoek. Ze leken precies op die van mij, maar dan een slagje groter. Elvira vertelde me hoe ze aan die sleutels kwam. En ze liet me een brief zien. Ze vertelde hoe haar echtgenoot Yves daarin schreef dat hij een sleutel had gekregen van een vreemde man onder in het brugwachtershuisje. Dat hij vervolgens nog twee sleutels had gevonden, maar er nooit achter was gekomen waar ze op pasten. Elvira vertelde dat ze de brief na zijn dood in de kluis had gevonden. Daarvoor had ze er niets van geweten, Yves had er nooit over gesproken. Ze was zelf ook op zoektocht gegaan en had er ook twee gevonden. Maar ook zij was er niet achter gekomen waar de sleutels op pasten. Ze klonk verdrietig maar keek me weer intens aan en glimlachte: “Eindelijk kom ik nu iets te weten, dankzij jou! Alleen snap ik nog niet waarom de sleutels van Yves en van mij zo groot zijn. Wat heeft het voor zin sleutels te vinden als ze niet passen? Zijn er anderen met mijn soort sleutels? Is er nog een ingang misschien? Heb je daar iets over gehoord?” Ik herinnerde me wel dat het er even over gegaan was, toen ik mijn sleutel liet zien aan Juul en Christel. Christel zei dat de sleutels kleiner werden op het moment dat ze door de deur heen gingen, gebruikt of niet.  Ik vond het eigenlijk moeilijk te zeggen, het leek mij ook wel dat mijn sleutel kleiner was dan toen ik hem vond, maar ik zou niet precies meer kunnen zeggen hoeveel kleiner dan. Hoe mensen die sleutels vonden zelf de link konden leggen met de deur in het brugwachtershuisje had ik me helemaal nog niet eens afgevraagd. Juul kwam daar via Christel en ik via haar. Maar ik had wél zelf een sleutel gevonden en het was duidelijk dat Christel en Juul dat bijzonder hadden gevonden. En Elvira ook.

Wat ik op dat moment ook bedacht en nog steeds niet snap is waarom die sleutel van Yves dan niet paste. Hij had hem nog wel gekregen kennelijk dus hij was niet nieuw meer. Waarom was hij dan ‘groot’? Zou Yves gelogen hebben in zijn brief? Zou hij meer te weten zijn gekomen dan hij vertelde? Vroeg Elvira zich dit nu ook af? Ik durfde dit niet te benoemen richting Elvira. Ze leek al wat verdrietig.  En ik zou ook niet weten waarom iemand dat dan zou doen, wel over de sleutels vertellen maar dan liegen over waar ze voor dienden, voor welke deur ze waren. Tegen je vrouw nog wel. Heel vaag…..dus daar begon ik niet over. Maar het voelde ook niet helemaal goed haar in het ongewisse te laten en ook al wist ik niet veel, ik zag wel dat haar sleutels precies leken op die van mij toen ik hem vond. In die zin was het dus niet raar dat ze groter waren. Wel leek het me heel bijzonder dat iemand zo veel sleutels had. Als ze dat beneden zouden horen…..Ik stelde dus voor samen naar het brugwachtershuisje te gaan om te kijken of haar sleutels zouden passen. Ze klaarde gelijk weer op en zei: “Ik hoopte al dat je dat zou voorstellen, en na wat je mij net verteld hebt vind ik het helemaal een goed idee. Er moet er toch één bij zitten die wel past?” Vervolgens vroeg ze me of het huis op het doosje me bekend voorkwam, wat niet zo was. Een groot chalet in de sneeuw. Ik ben niet zo van de wintersport. Toen ik haar vroeg wat dat huis er dan mee te maken had, mompelde ze “Niets waarschijnlijk, ik ken het ook niet. Maar ik zou wel willen weten hoe Yves aan dit doosje kwam.”

 Elvira vroeg ook of ik terug was geweest, maar dat is niet zo. Ik heb gelukkig wel wat van Juul gehoord gisteren. Eindelijk. Ik kreeg een heel lang berichtje van haar, waarin ze me vroeg wat begrip en geduld te hebben. Ze was overrompeld door ons weekend samen en wilde de tijd nemen erover na te denken, te voelen wat ze voelde. En geen impulsieve dingen doen om de verkeerde redenen. Ik vraag me af welke redenen verkeerd konden zijn, we hadden het toch gewoon leuk samen? Het klinkt allemaal erg ingewikkeld voor haar. Waarom? Ik weet zeker dat als we elkaar maar gewoon weer even zien, die verwarring zo weg is en het weer zo goed voelt als vorige keer. Maar ja, nu moet ik maar afwachten. Bah, ik hou er helemaal niet van in de wacht te worden gezet, wat is dit nu weer? Ik had eerst alleen een duimpje omhoog gestuurd, bij gebrek aan woorden. Daar had ik meteen spijt van, kinderachtig vond ik het zodra ik het verstuurd had. Dus stuurde ik haar nog een berichtje, met: “Dankjewel voor je openhartigheid, doe rustig aan, ik loop niet weg.” Dat was beter. Maar waarom zei ik eigenlijk niet gewoon dat ik haar wilde zien, dat het dan ok zou zijn? Dat ik dacht dat dat haar juist zou kunnen geruststellen. Niet in je hoekje blijven zitten….of nog stelliger, dat ik niet iemand was die men zo in de wacht kon zetten. Omdat ik mijn kansen bij haar ook niet wil verpesten natuurlijk! Maar even afwachten dus en vertrouwen hebben.

Elvira leek heel opgetogen toen ik weg ging, we hebben afgesproken komend weekend naar het brugwachtershuisje te gaan. Ik heb toen ik thuiskwam gelijk een berichtje aan Juul gestuurd en haar verteld over de sleutels van Elvira. Of althans, ik heb haar verteld dat Elvira er meerdere heeft. Maar ik heb nog geen reactie van haar. Dat zal wel met haar laatste bericht te maken hebben. Het leek mij dat ik haar zoiets wél gelijk kon vertellen, het staat toch helemaal los van ons?  Nou ja, loslaten maar.

De man in Siberië kreeg op een middag bezoek van twee jagers. Hij schrijft vervolgens hoe wantrouwig hij was, hij vraagt zichzelf af waarom hij niet blij was met het gezelschap. Hij is druk met zijn gedachten. Raar dat een boek waarin zo weinig gebeurd toch zo leuk is. Maar zijn natuuromschrijvingen en gedachtes zijn echt mooi geschreven. Het is fijn even in de gedachtes van een ander te duiken en niet zo bezig te zijn met die van mezelf.