Hoofdstuk 12

Elvira

Elvira was vrolijk de laatste dagen. Ze merkte dat het nieuws van het volk onder de brug haar blij maakte. Ze had gewoon gelijk gehad. Yves had het niet verzonnen. En zij zou het raadsel oplossen. Ze geloofde alles wat Storm haar verteld had. Maar ze had nog zoveel vragen. Vooral vroeg ze zich nu af waarom het geheim moest blijven. Er waren toch wel meer plekken waar mensen er even tussenuit konden?  Van retraites in kloosters tot afkickklinieken, het aanbod leek groot en niet met sluiten bedreigd. Toch?  

Waarom dan zo omslachtig doen met sleutels en geheimhouding? En waarom vonden sommige mensen die sleutels dan op straat? En in hoeverre werden die mensen uitgekozen? Door wie? Gebeurde er daar onder de brug meer dan gezellig samen wonen, ver van de echte wereld? Was er leiding? Een therapeut, een goeroe?

Ze had jaren geleden een keer een artikel gelezen (veel wist ze omdat ze ‘er iets over gelezen had’), over de teleurstelling van een groep psychiaters in hun overleg met de overheid. Het had te maken met nieuwe wetgeving, waardoor zij hun werkwijze moesten veranderen, tegen hun wil. Deze psychiaters hadden het storend gevonden dat de overheid zich inhoudelijk zoveel bemoeide met de zorg aan patiënten. Ze waren het niet eens met het nieuwe protocol. Elvira probeerde zich te herinneren waar ze dit gelezen had en hoe lang dat geleden was. Dit ging haar niet goed af.

Dus was ze het de volgende dag ook een beetje vergeten. Maar toen hoorde ze iets op de radio. Het was een kort bericht over een boek dat was verschenen, de memoires van een psychiater. Er werd gezegd dat de man in kwestie tegenstander was van het nieuwe protocol, en zich altijd hard bleef maken voor meer autonomie voor psychiaters.  Vooral het feit dat psychiaters geen zelfstandige praktijk meer konden hebben, vond hij een groot verlies. Op de radio werd gezegd dat het boek hem recht deed omdat deze kant van hem uitgebreid aan het licht kwam. Daarna had hij nog jaren in de psychiatrische dienst van de overheid gewerkt. Hij was in de vijftig toen hij daar in dienst kwam en was blij dat hij werk had gevonden. Er werd al jaren veel bezuinigd in de psychiatrie. Het centrum waar hij leiding aan gaf had uiteindelijk toch moeten sluiten. Het was één van de laatste zelfstandige klinieken geweest. Ze wist niet of hij bijvoorbeeld net was overleden of dat er een andere reden was dat dit boek nu uitkwam, maar ze kon op internet natuurlijk makkelijk opzoeken wie dat was, die psychiater. Gelukkig wist ze de titel van het boek: ‘Het recht op vrijheid van geest.´

Ze had het boek besteld en met interesse gelezen. Maar het hielp haar niet om meer te weten te komen over de sleutels. Het was meer een theoretische verhandeling over een richtingenstrijd binnen de psychiatrie, leek het. En over de rol van de overheid hierin. Dus had ze besloten weer met Storm te praten en hem te vertellen over Yves en haar sleutels. Maar eerst gingen ze naar Piet in Den Haag en zou Lars erbij zijn.

Je vraagt je misschien af waarom ze niet gewoon zelf ging kijken bij die deur in het brugwachtershuisje. In de brief van Yves had gestaan: “Ik wist meteen dat de sleutel niet op de deur beneden in het brugwachterhuisje pastte. Dat slot kende ik goed. De sleutel die ik van de man had gekregen was veel te groot om in het slot te passen van de grote deur achter in de kamer beneden.” Yves schreef ook dat hij het ineens wel gek vond dat niemand het ooit over die deur had en niemand wist wat er achter zat of wie de sleutel had. En ook dat hij het ineens heel vreemd vond dat hij daar zelf ook nooit zo’n punt van gemaakt had.

Elvira had die avond nadat Storm weg was nog lang naar de sleutels zitten kijken en ze leek iets nieuws te zien. Het scheen haar ineens alsof de sleutels een zilverkleurig lijntje hadden dat er eerst niet was. Het was onmogelijk dat ze dit niet eerder had opgemerkt. Op iedere sleutel was een kleinere sleutel getekend, door de sleutel in het licht te draaien zag je duidelijk een zilveren streepje. De kleur was net iets anders dan van de rest. Ze kon de tekeningen niet wegvegen met haar duim. Ze had altijd gedacht dat de sleutels dus niets te maken konden hebben met de deur in het brugwachtershuisje, dat de link met de brug anders was, dat er nog ergens een ingang moest zijn. Dat was ook wat Yves dacht en daar had hij zijn zoektocht op gebaseerd. Hij had het kanaal afgezocht naar sloten, grote sloten. Maar hij was hier niet expliciet over in zijn brief. Nu moest Elvira wel twijfelen aan die premisse. Ze moest wel gaan kijken naar het slot in de deur beneden in het brugwachtershuisje. Misschien kon ze zien of de tekening van de sleutel op de sleutels iets weghad van een sleutel die op dat slot zou passen. Geen idee of ze dat zou kunnen zien, maar ze moest het proberen.

Haar blije stemming had haar er de eerste dagen van weerhouden iets te doen, ze wilde even genieten van haar euforie. Ze had geen haast. Ze wist niet wat er nog meer zou gaan gebeuren, maar het was dus waar geweest! Er waren andere mensen met sleutels. Eindelijk kwam ze dingen te weten, na al die jaren! Vervolgens werd ze ook een beetje angstig. Frits vertrouwde het niet, leek het. Ze zag zichzelf niet in haar eentje dat brugwachtershuisje ingaan  en daar de trap naar beneden nemen en die donkere kamer inlopen naar een grote deur achterin. Het zou prettiger zijn met Storm te gaan. Dus moest ze echt snel met hem praten, maar zonder Lars.

Op de ochtend dat ze met Storm en Lars naar Den Haag zou gaan, werd Elvira vroeg wakker. Het had geen enkele zin al op te staan.  Ze hadden om half tien op het station afgesproken en haar tas stond al klaar. Het was zes uur. Ze kon nog zeker tot acht uur in bed blijven.  Ze wist dat ze niet meer zou slapen. Haar hoofd was te wakker. Ze had altijd wel een boek naast haar bed liggen. Voor in bed koos ze sappige verhalen, makkelijk te lezen, met veel plot. Ze kon altijd in een verhaal duiken, dat was altijd haar manier van ontspannen geweest. Even pauze, even elders, een andere plek, een andere tijd, een ander leven. Maar nu had ze geen zin om te lezen, haar hoofd zat vol gedachtes. Het zou nog niet zo makkelijk zijn niet met Storm te kunnen praten vandaag over de sleutels. Misschien lukte het haar om hem ergens even kort iets te vragen. Maar welke vraag was dan de beste? Zou ze vragen of Storm ooit van Yves gehoord had? Of moest ze vragen of er daar beneden een leider was? Of een soort gedeeld gedachtegoed? Een doel? Zo lag ze nog een uurtje te piekeren voordat ze toch maar uit bed ging om zich klaar te maken voor de reis. Uiteindelijk ging ze net op tijd van huis weg. Op het station aangekomen zag ze het tweetal al staan op het perron. De trein kwam er net aan en ze voegde zich bij hen om in te stappen. Ze vonden een vierzitje en Elvira ging bij het raam zitten. De jongens namen tegenover haar plaats. Storm tegenover aan het raam, en Lars ernaast. Elvira bedacht zich dat dit niet zo handig was, nu zat ze met de lange benen van Storm voor zich en zochten ze naar hoe beiden goed te zitten. Terwijl Lars alle ruimte had en een gangpad naast zich. Lars zette zijn tas tegenover zich op de lege stoel. Het was niet zo druk in de trein. Onderweg spraken ze over van alles en nog wat. Ook het verhaal over de drie broers en het varken kwam  ter sprake. Dat was wel een van de gekste verhalen die Elvira ooit gehoord had. Piet kon het ook erg mooi vertellen. Zij had hem gevraagd het voor haar op te schrijven. En nu hadden Lars en Storm het gelezen en wilden ze Piet graag interviewen voor hun geschiedenis opdracht. Het viel Elvira in de trein op dat Storm wat gespannen leek en regelmatig met een vragende blik naar Lars keek. Lars had in de trein uitgebreid zitten vertellen over zijn  voetbalteam. Morgen hadden ze een belangrijke wedstrijd, en Lars had zich zitten opwinden over de verdediging, die niet goed genoeg was volgens hem. Storm had Elvira aangekeken met een frons op zijn voorhoofd. Storm was geen sportieve jongen, hij deed aan scouting en was wel handig. Maar niet sportief of balvaardig. Hij was ook niet iemand die voetbal op televisie volgde, behalve bij Europese  of wereldkampioenschappen. Of als een Nederlandse club ergens een finale speelde, maar hij was niet zo fanatiek dus en geen clubsupporter. Lars duidelijk wel en dat was hem ook met de paplepel ingegoten. Ze waren thuis uiteraard voor PEC en hadden een seizoenkaart, maar in de top was Ajax hun favoriet.

Elvira had gevraagd of Lars wel eens geblesseerd was geweest. Ze vroeg zich af of Lars zich ooit kwetsbaar voelde onder al die bravoure. Maar Lars antwoordde doodleuk dat hij nooit geblesseerd raakte omdat hij naast voetbaltraining ook veel aan krachttraining deed.

Op het station van Den Haag aangekomen namen ze de tram naar de wijk van Piet. Elvira zou eerst even meegaan en vervolgens de tram een stukje terugnemen, richting de stad. De tram reed door een lange laan, met deftige huizen met witte serres aan de voorkant. Houten balkons, soms een houten veranda, ook wit, in contrast met de roodbruine bakstenen. Voortuinen met hoge ijzeren hekken en ongelakt houten overkappingen voor de vuilnisbakken , en plek voor een aantal fietsen.  Best keurig allemaal, sommige stukjes wat chiquer dan andere. Op het einde rechts, bijna bij de hoek waar de tram naar rechts afsloeg, stond in een verder kale voortuin met een laag stenen muurtje eromheen, een grote Ganesh op een sokkel. De olifantgod was van een glimmende steen, pastelkleurig en vrolijk. Een goede meter hoog, er lagen bloemen en hij had een kleurige sjaal om. Je was welkom. Maar de tram reed verder en pas op het plein stapten ze uit. Het was in de straat links van het plein. Op het plein stonden vier schilpadden van steen in een verhoogd plantsoen met struiken en bankjes. Er zat niemand, het waaide er. Er was een grote bloemen kiosk, die heel veel bloemrijke emmers had uitgestald op de stoep. Elvira keek naar de bloemen die ze al bij zich had. “Tant pis”, dacht ze.

Storm drukte in het portiek op de bel en vrij snel hoorden ze iemand aankomen. Piet deed open en keek blij. “Welkom!” zei hij en stapte opzij in de wat smalle gang. Ze gingen in de huiskamer zitten en Piet bood koffie en thee aan, hij had van alles op een dienblad klaargezet. Elvira had hem de bloemen gegeven en hij had ze gelijk in een vaas op tafel gezet. Het viel mee. En er stonden geen andere bloemen. Met zo’n bloemist beneden!

Piet zei dat hij blij was met hun komst. “Zoveel bezoek krijg ik niet meer. Gelukkig heb ik heel fijn contact met mijn dochters en hun gezinnen.” “Zeg, Elvira, je blijft toch wel eten straks, doe me een plezier en wees niet ingewikkeld. Ik heb bavette gehaald bij de biologische slager. Dan maak ik daar rocquefortsaus bij en rozemarijnaardappeltjes en frisée met walnoten. Daar kun je geen nee tegen zeggen!” Dat deed Elvira niet en nadat ze beloofd had om half zes terug te zijn voor al dat lekkers, wendde Piet zich tot Storm en Lars en vroeg: “Wie van jullie stelt hier de vragen? En wie notuleert?” waarop Lars met zijn duim naar Storm wees en zijn ipad uit de hoes haalde en op schoot nam, nonchalant met zijn enkel op zijn knie.

Elvira was naar Panorama Mesdag gegaan en had daarna door de binnenstad gelopen, bij de Franse bakker een croissantje gekocht en in een kledingwinkel een felblauw truitje gepast maar niet gekocht. Ze was lang bij het Panorama gebleven. Ze voelde de vermoeidheid toen ze in de tram ging zitten. Nu nog eten bij Piet. Maar Piet had haar in de watten gelegd en ze was helemaal bijgekomen. Hij had een mooie tafel gedekt maar nodigde haar eerst in de keuken uit, waar een tafeltje stond met twee houten klapstoeltjes. Hij schonk haar een glas rode wijn in en zette het glas op het tafeltje. De fles ernaast. Hij was druk in de weer aan het aanrecht. Uit het kastje boven hem, Piet was niet erg lang dus hij ging een beetje op zijn tenen staan, pakte hij een zakje nootjes en deed de helft op een aardewerken schaaltje en plaatste dit tussen de fles en het glas. “Zo”, zei hij alleen, en ging weer verder met koken. Elvira was gaan zitten en had eerst een minuut niets gedaan. Even op adem komen. Toen pakte ze het wijnglas op en zei: “Santé!” Piet draaide zich om, pakte zijn glas en zei hetzelfde, de glazen raakten elkaar kort. Tegelijk namen ze een slok.

Er ontstond een geanimeerd gesprek over de jongens en hun interview (“Pientere jongens, vooral die Storm…”), over de middag van Elvira en de schoonheid van Mesdags Panorama. Piet had beide glazen bijgeschonken en was bij haar komen zitten, maar nu waren de glazen leeg en viel het stil. “Zullen we aan tafel gaan?” vroeg Piet en ze volgde hem naar de kamer. Vooraf serveerde Piet zelfgemaakte champignonneragout met verse toast.  Het eten was allemaal even lekker en Piet was een attente gastheer. Ze kenden elkaar van jaren geleden als collega’s, maar waren nooit bij elkaar over de vloer gekomen. Nu leek het vanzelfsprekend. En ondanks dat ze elkaar de laatste jaren niet meer gesproken hadden, hadden ze het niet over vroeger en was er geen behoefte ‘bij te praten’. Piet vertelde over zijn leven nu, zijn dochters en kleinkinderen, zijn wandelingen en zijn ontdekkingen op het gebied van literatuur of kunst. Hij sprak op een rustige, bedachtzame manier, maar was welbespraakt en vroeg veel aan Elvira. Natuurlijk was er dat laagje beschaving, van huis uit meegekregen, vermoedde Elvira. Maar hij leek daar doorheen ook oprecht nieuwsgierig naar haar, naar een ander. Hij vroeg door als ze iets vertelde, toonde interesse in haar kinderen. Toen ze aan de koffie zaten vroeg Piet: ”Zie je er tegenop de trein te pakken naar Zwolle? Het is al best laat.” Elvira kon de opmerking niet zo goed plaatsen en dacht aan die ‘warme gevoelens’.  “Nee hoor, ik reis graag met de trein. Ik ben alleen vergeten een boek mee te nemen. Dat is jammer.” Piet gaf haar een boek van een stapel van zijn bureau mee. Hij had het onderuit de stapel gehaald maar leek precies te weten wat hij zocht. “Dit vind je misschien wel mooi, het gaat over een familie in Hongarije. De familie Wass, een oude adellijke familie uit het Hongaarse vorstendom Zevenbergen en waarvan nog steeds nazaten in leven zijn. Een boeiend verhaal over Transsylvanië en prettig geschreven. Het boek beslaat meerdere tijdperken maar blijft boeiend. Ik ben benieuwd wat jij ervan vind, laat je me dat dan weten binnenkort?” “Ik stel voor dat je het boek in Zwolle komt ophalen als ik het uit heb, dan kook ik voor jou,” antwoordde ze voor haar gevoel iets te enthousiast. Hij leek echter blij en zei dat hij dat zou doen. Dat haar leestempo hun ontmoetingen zou markeren leek hem een mooie basis, voegde hij eraan toe, en weer wist Elvira niet wat ze moest denken. Was Piet een geheime romanticus? Ze stuurde hem een berichtje toen ze thuis kwam, waarin ze bedankte voor de fijne avond en het lekkere eten. Hij antwoordde vrij snel dat hij het ook prettig had gevonden en hij wenste haar een goede nacht. Hij stuurde nog een foto van zijn opgeruimde keuken. Ze had hem met alle rommel en een behoorlijke afwas achtergelaten (“Nee, niets ervan, dat doe ik rustig straks, als jij in de trein zit.”). Bij de foto had hij geschreven: “Met de goede muziek erbij was dit zo weggewerkt!”

Ze was in de trein aan het boek begonnen en het leek haar inderdaad erg interessant. Gelukkig. In bed dacht ze nog even aan Storm. Ze had hem zoals verwacht nauwelijks kunnen spreken vandaag. Storm was in het bijzijn van Lars ook wat minder open, ze kreeg moeilijk oogcontact met hem dan. Bij het afscheid nemen had ze gezegd dat hij maar snel weer eens langs moest komen op haar woonboot. Hij leek het daarmee eens te zijn, had hij de hint begrepen?