Hoofdstuk 15
Dagboek Storm
Het begon eergisteren. Toen vond ik op internet het huis op het doosje van Elvira. Het staat in de bergen in Zwitserland. Lars had me getipt over die zoekfunctie. Hij is natuurlijk altijd erg op de hoogte van dat soort dingen. Ik was laatst bij hem thuis en toen vertelde ik over mijn laatste gesprek met Elvira. Niet alles natuurlijk, Juul had me duidelijk gevraagd dat niet te doen. Het leek Lars trouwens toch niet zo te boeien. Hij vroeg waarom ik daar nog heen ging, die opdracht was toch bijna af? We hadden Piet geïnterviewd en hoefden alleen nog maar dat interview uit te werken, de andere twee, die van de opa van Lars en die van Elvira, hadden we al af. Ik antwoordde een beetje lafjes dat ik dat eigenlijk ook niet precies wist: “Oh, zomaar”. Ik vroeg me tegelijkertijd af waarom ik niet gewoon zei dat ik Elvira sympathiek vond. Toen ik weg ging zei hij nog wel hoe ik meer over dat chalet te weten zou kunnen komen, hij liet me een appje zien waarmee je een foto kon uploaden en die dan de locatie van de foto kon achterhalen. En dat werkte, goede tip dus van Lars. Ik zal hem nooit snappen geloof ik. Ik heb dus een foto naar Elvira gestuurd, een screenshot. Ze reageerde niet, maar de volgende dag gaf ze me de titel van een boek uit de jaren tachtig, ‘Freud revisited’, van ene Albert Mollevisser. Ze vertelde dat dit boek ook over een groep mensen en sleutels ging. Ze vroeg of ik onderzoek wilde doen naar het boek en de schrijver. Dat was niet zo moeilijk. Het werd gelijk een bestseller toen het in 1982 uitkwam. Het was een debuutroman en werd zeer lovend ontvangen. Over de inhoud van het verhaal vond ik het volgende: Het gaat over een groep mensen, die zich verzet tegen de in hun land en tijd geldende regels over mentale gezondheid. Mensen die openlijk psychisch kwetsbaar zijn, of het gewoon even niet meer zien zitten, worden daar in speciale zorghotels geholpen, ‘versterkt’ heet het in de roman. Men hoort nooit wat ze daar precies doen maar na een tijdje zijn ze er weer, lijkt er niets meer aan de hand en wordt er nooit meer over gesproken. Dit verblijf in een zorghotel heette wel vrijwillig te zijn, maar mensen hadden in het verhaal niet het idee dat ze een keus hadden, dit lijkt niet eens in ze op te komen. Ook het begrip ‘twijfel’ leken de mensen in het verhaal niet te kennen. De mensen waar het boek over gaat verzetten zich tegen de regering die hierin een duistere rol lijkt te spelen en in ieder geval veel invloed heeft op het systeem van zorghotels. Ze beginnen met een groepje een alternatief psychisch netwerk en uiteindelijk lukt het ze de macht soort van over te nemen. Het boek werd geprezen om zijn originaliteit, om zijn bijzonder poëtische taalgebruik en om de manier waarop de schrijver niet alles uitlegt, veel vreemde elementen blijven een beetje onduidelijk en kun je als lezer zelf invullen. Het perspectief is dat van een jongeman die duidelijk in een andere samenleving leeft, misschien in de toekomst. Maar de parallellen met de echte wereld, met Nederland zelfs, zouden subtiel wel aanwezig zijn volgens de kritieken. Meer als een hoopvolle boodschap dan als een aanklacht. De meeste recensies waren positief, al vond ik ook een stuk waarin minder enthousiast over de roman werd gesproken, als belangrijkste bezwaar stond erin: “te opzichtige metaforen en te programmatisch. De schrijver doet geheimzinnig maar juist deze geheimzinnigheid ligt er in sommige passages echt te dik bovenop.” Niet dat ik dat helemaal begreep. Maar ik heb het boek natuurlijk ook nog niet gelezen.
Over de schrijver vond ik het volgende: In interviews had deze Albert Mollevisser benadrukt dat zijn roman niet perse als fictie hoefde te worden gelezen. Er wordt op internet gezegd dat hij kritiek had op wat hij het ‘geldende psychologische systeem’ noemde. Hij wordt omschreven als zeer eloquent en charismatisch en volgens sommigen zelfs als potentieel gevaarlijk en opruiend. Zijn roman zou volgens Mollevisser zelf “een fictieve illustratie van een bestaande gang van zaken” zijn. Dit soort uitspraken werden hem kennelijk niet in dank afgenomen. Ik vond een artikel waarin het zelfs gaat over dreigbrieven en bodyguards. Ook komt op internet op meerdere plekken de vraag aan de orde waar deze Albert Mollevisser eigenlijk gebleven is. Hij heeft nooit meer een boek geschreven en niemand heeft kennelijk ooit nog wat van hem gehoord. Natuurlijk werd er toen gespeculeerd over een misdrijf, er waren ten slotte dreigbrieven. Maar daar zijn nooit aanwijzingen voor gevonden. Alle berichten die ik las waren wel heel oud, de laatste jaren lijkt hij volledig in de vergetelheid geraakt.
Al deze info stuurde ik dus naar Elvira. Ze belde me gelijk op. Ze had inmiddels het boek gelezen, in één ruk uit. Toch was ze niet louter positief over het verhaal. Het had iets magisch realistisch en daar hield Elvira niet zo van. “Ja, als je Marquez heet,” had ze erbij gezegd. Maar vaak waren het volgens Elvira slappe aftreksels. Dat was dit niet zei ze, het was een goed boek. En het magische element was een detail geweest, een soort miniverhaal in een grotere raamvertelling. Maar ook daarom had het haar gestoord, het had geen functie volgens haar, en kwam daardoor pedant over. De jonge schrijver joeg effect na en liet dit te duidelijk merken. Daarom was ze juist geïnteresseerd in die minder positieve recensie. Terwijl de rest van de roman natuurlijk best heel mooi was, dat snapte zij ook wel. Hij kon erg goed vertellen en nam je mee met zijn originele maar levensechte personages. Zijn taalgebruik was inderdaad zeer eigen en mooi, beeldend. Het perspectief was goed bedacht en juist niet gekunsteld. Dit alles legde Elvira aan Storm uit, voordat ze vertelde over de sleutels in het verhaal. Maar ze zei er niet zo veel over, wat ik een beetje vreemd vond. Ze leek mijn vragen uit de weg te gaan. In het boek kwamen ook sleutels voor, ook van zilver en ook met veel sierlijke krullen. Meer wilde ze er kennelijk niet over kwijt. Ik moest het boek zelf maar lezen, en dat was leuker als je het niet allemaal al wist, herhaalde ze een paar keer als antwoord op mijn vragen over het verhaal van het boek.
Vervolgens kwam ik na wat speurwerk achter de eigenaar van het chalet. Het huis is al zo’n veertig jaar in het bezit van ene Charles de la Franje. Van deze man zijn geen foto’s te vinden op internet, wat Elvira niet gek leek te vinden. Ik wel. Van iedereen is wel ergens op internet een plaatje te vinden. Over deze man kom je op internet niets te weten. Hij bestaat niet, lijkt het. Maar hij staat wel vermeld als eigenaar van precies dit huis in de gemeentelijke administratie van het Zwitserse kanton. Vaag toch? En ook iets te toevallig. Een expres zoekgeraakte schrijver en een mysterieuze huiseigenaar, het paste iets te goed op elkaar, volgens mij.
En in hoeverre had het volk onder de brug waar ik ben geweest iets te maken met dat boek? Elvira wilde niks zeggen over het verhaal, dus moet ik het boek maar snel lezen. Maar als het volk onder de brug geïnspireerd is door een roman, waarom zegt niemand dat dan? Waarom moet dat geheim zijn? Zodat mensen denken dat het écht is? Zoals Mollevisser beweerde? Wat had Yves ermee te maken gehad? Zou hij echt van niets hebben geweten? En waarom paste zijn sleutel niet? Morgen ga ik met Elvira en Piet naar het brugwachtershuisje, ik ben zo benieuwd of haar sleutels wel passen. Ik kan me niet voorstellen van niet. Juul had gezegd dat het heel bijzonder was dat Elvira zoveel sleutels had en dat Christel ons dat zou uitleggen als we er waren. Juul had verwachtingsvol geklonken, en leek het vanzelfsprekend te vinden dat er een sleutel zou passen.
Ik wil eigenlijk niet veel over thuis schrijven, maar toch heel even: de stemming is spannend. Peter is regelmatig in de avond tot laat op kantoor. Mama doet vreselijk haar best als hij er wel is, gênant overdreven natuurlijk. Ik voel hoe gespannen ze dan is. ’s Nachts maken ze het soms luidruchtig goed. Hoe goedkoop moet het worden?
Maar genoeg hierover dus, ik negeer het zoveel mogelijk. Ik ga snel mijn boek uitlezen, dan kan ik verder met “Freud revisited” zodra het er is.
De man in Siberië weet dat zijn verblijf niet meer zo lang duurt. Het is weer winter. Dit keer weet hij echter goed hoe hiermee om te gaan en voor hout te zorgen en dergelijke. Hij reflecteert over het verschil in kennis met vorig jaar. Als lezer weet je nog hoe wanhopig hij in het begin was, toen hij daar net was en geen idee had hoe het huisje echt goed warm te houden en hoe aan voedsel te komen of dit goed te bewaren en te rantsoeneren. Hij denkt na over de betekenis van plaats, van geworteld zijn op een bepaalde plek op aarde, over kleinschaligheid en globalisering. Gek genoeg doet hij me denken aan mijn vader op dit moment. Die lijkt zich ook steeds zekerder te voelen. Hij pakt van alles op zoals gezond koken en zijn voorkeur voor barokmuziek.
Albert
Albert kon niet slapen. Dat gebeurde de laatste jaren vaker. Hij had periodes waarin hij erg slecht sliep. Dat ging altijd na een paar weken vanzelf weer over. Hij had nooit ontdekt waarmee de slapeloze nachten te maken hadden, en vond ook niets dat ertegen hielp. Het irritante was, dat hij net te moe was om te lezen, maar toch niet in slaap viel. Dus keek hij maar series op zijn laptop. Vanavond had hij daar echt geen zin in, hij wilde zijn gedachten een keer loslaten. Fantaseren over hoe het geweest had kunnen zijn, dat andere leven. Ook wilde hij nog een keer onderzoeken of hij niet alsnog naar Nederland kon teruggaan. Zou hij daar onder de brug kunnen wonen? Hij had daar de afgelopen jaren meerdere malen over na gedacht en geprobeerd een definitief besluit te nemen. Steeds kwam hij er op terug en ‘onderzocht’ hij het opnieuw. Inmiddels dacht hij te weten dat er maar één manier was, er echt heen gaan en het proberen, maar hij bleef dit uitstellen. Hij was bang kwijt te raken wat hij had, zijn rust, zijn anonimiteit, zijn fijne huis. Zou hij daar niet steeds aan Yves worden herinnerd en wilde hij dat wel? Of zou die nabijheid juist rust geven, eindelijk? En zou hij Elvira dan opzoeken? De vrouw met de sleutels. Hij was nieuwsgierig naar haar. Hij zou haar willen vragen of ze zijn roman gelezen had. Albert wist dat Yves sleutels aan Elvira zou nalaten. Yves had verteld over zijn brief aan haar. Albert had ermee ingestemd. Hij had het gevoel gehad Elvira te kennen, Yves vertelde altijd vol warmte over haar. Albert had meegeleefd.
Naarmate hij ouder werd, voelde hij zich vaker eenzaam. Hij had nooit kinderen gekregen en weinig nog levende familie met wie hij een band had. Ook al was hij gehecht aan zijn anonimiteit, aan zijn bergen, hij miste soms een echt gesprek, een knuffel, iets van herkenning. Hij wilde graag nog eens een andere rol spelen. Die avond dacht hij er voor de zoveelste keer over na en voelde zich vastbesloten de volgende dag voorbereidingen te gaan treffen voor een verblijf in Nederland. Uiteindelijk sliep hij tegen de ochtend in en droomde over Yves in de bergen. Hij werd wakker met dezelfde vastbeslotenheid, wat hem maar heel even verraste. Hij zette zijn auto buiten, pakte een reistas, ging bij de buurvrouw langs voor de poes en de post en reed weg. Hij was bang van gedachte te veranderen natuurlijk. Gelukkig was de tank vol en kon hij voorlopig doorrijden zonder na te denken. Albert had een hekel aan autorijden, hij liet zich liever rijden. Hij werd er mopperig en onhandig van. Maar op de snelweg voelde hij zich op zijn gemak. Hij hield van snelheid en hield het gaspedaal het liefst helemaal ingedrukt. Maar hij was geen chauffard, hij paste zich netjes aan en kon prettig sportief maar rustig toeren als het moest. Uiteraard hield hij van rijden in Duitsland. Het vooruitzicht daarop hielp hem op weg. Hij was nerveus, hij besefte zich dat zijn vertrek ook een beetje onbesuisd was geweest, waar reed hij eigenlijk naar toe? Na jaren tobben en twijfelen was hij uiteindelijk hals over kop op pad gegaan. Hij vroeg zich af of hij naar Elvira zou gaan? Gelijk? Hij kon beter eerst naar zijn zus gaan, die met haar twee dochters in Utrecht woonde. Hij stopte om haar te berichten, maar wachtte niet op antwoord.